Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een faillietverklaring. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 januari 2015 was gewezen. De zaak betreft de toestand van hebben opgehouden te betalen, zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw), en de toepassing van het pluraliteitsvereiste en paritas creditorum. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank Gelderland van 25 november 2014 en het arrest van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen, wat de Hoge Raad heeft bevestigd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeker verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand is gebleven.