ECLI:NL:HR:2015:1843

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
15/00383
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen faillietverklaring en pluraliteitsvereiste in faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een faillietverklaring. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 januari 2015 was gewezen. De zaak betreft de toestand van hebben opgehouden te betalen, zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw), en de toepassing van het pluraliteitsvereiste en paritas creditorum. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank Gelderland van 25 november 2014 en het arrest van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen, wat de Hoge Raad heeft bevestigd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeker verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand is gebleven.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 15/00383
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
DEUTSCHE BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Deutsche Bank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met insolventienummer C/05/14/1133 F van de rechtbank Gelderland van 25 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.160.562 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 januari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Deutsche Bank heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 22 mei 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.