ECLI:NL:HR:2015:1828

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
13/01277
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake anti-dumpingrechten

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 februari 2013, nr. 11/00595. Dit hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09/3907) die betrekking had op een uitnodiging tot betaling van anti-dumpingrechten. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend en schriftelijk gereageerd op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 juli 2014, dat relevant was voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbende was voorgesteld, beoordeeld. Het middel kon niet tot cassatie leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit werd onderbouwd met verwijzingen naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 10 juli 2015 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

10 juli 2015
Nr. 13/01277
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 14 februari 2013, nr. 11/00595, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Minister van Economische Zaken tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09/3907) betreffende een uitnodiging tot betaling van anti-dumpingrechten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 juli 2014, gevoegde zaken Kamino International Logistics B.V. en Datema Hellmann Worldwide Logistics B.V., C‑129/13 en C‑130/13, ECLI:EU:C:2014:2041, BNB 2014/231.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 26 juni 2015, nr. 10/02774bis, ECLI:NL:HR:2015:1666, onderdeel 2.2).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2015.