ECLI:NL:HR:2015:1813

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
14/00827
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid in beslagzaken en motiveringsklachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van de klaagster in haar verzoek tot teruggave van inbeslaggenomen goederen, te weten twee bromfietsen en een personenauto. De klaagster was niet-ontvankelijk verklaard door de Rechtbank Limburg, omdat het beslag op de bromfiets Piaggio Fly inmiddels was beëindigd. De Hoge Raad oordeelde dat de klaagster niet kon worden ontvangen in haar cassatieberoep voor zover dit betrekking had op de Piaggio Fly, aangezien deze bromfiets op 18 december 2013 was vernietigd met toestemming van de Officier van Justitie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad de motiveringsklachten van de klaagster over de ongegrondverklaring van haar verzoek tot teruggave van de bromfiets Piaggio Zip en de personenauto BMW beoordeeld. De Rechtbank had geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van deze voertuigen. De Hoge Raad vond het oordeel van de Rechtbank over de Piaggio Zip niet onbegrijpelijk, maar oordeelde dat de motivering voor de BMW ontbrak. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank voor zover deze betrekking had op de BMW en wees de zaak terug naar de Rechtbank Limburg voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering door de lagere rechters bij beslissingen over inbeslaggenomen goederen en de voorwaarden waaronder beslag kan worden opgeheven of voortgezet. De Hoge Raad bevestigde dat de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klaagster in haar verzoeken afhankelijk is van de status van de inbeslaggenomen goederen en de juridische grondslagen die aan het beslag ten grondslag liggen.

Uitspraak

7 juli 2015
Strafkamer
nr. 14/00827 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 oktober 2013, nummer RK 13/1169, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. S. Ikiz, advocaat te Vaals, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep voor zover dit ziet op de Piaggio Fly, tot vernietiging van de bestreden beschikking ten aanzien van de BMW, in zoverre tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Het eerste middel is gericht tegen de partiële niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar klaagschrift dat strekt tot teruggave aan haar van twee bromfietsen en een personenauto, die onder [betrokkene] in beslag zijn genomen.
2.2.
De Rechtbank heeft in haar beschikking van 16 oktober 2013 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift voor zover dit strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen bromfiets Piaggio Fly. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen dat de grondslag aan het klaagschrift is komen te ontvallen nu zich in het procesdossier geen proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming ter zake van deze bromfiets bevindt.
In aanmerking genomen dat onder inbeslagneming van een voorwerp wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering, zoals in art. 134, eerste lid, Sv is bepaald, en derhalve van inbeslagneming niet alleen uit een proces-verbaal van inbeslagneming maar ook anderszins kan blijken, is de overweging van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk. Met het oog op de vraag of dit motiveringsgebrek tot cassatie moet leiden, is het volgende van belang.
2.3.
De Advocaat-Generaal heeft bij de Dienst Domeinen en het Arrondissementsparket te Maastricht inlichtingen ingewonnen waaruit blijkt dat de inbeslaggenomen bromfiets Piaggio Fly op 18 december 2013 is vernietigd met de in art. 117 Sv bedoelde machtiging van de Officier van Justitie, dat de inbeslaggenomen bromfiets Piaggio Zip "reeds is vernietigd 116 Sv" en dat de personenauto BMW is vervreemd.
2.4.
Art. 117 Sv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"1. De inbeslaggenomen voorwerpen worden niet vervreemd, vernietigd, prijsgegeven of tot een ander doel dan het onderzoek bestemd, tenzij na verkregen machtiging.
2. De in het eerste lid bedoelde machtiging kan door het openbaar ministerie worden verleend ten aanzien van voorwerpen
a. die niet geschikt zijn voor opslag;
b. waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde;
c. die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald.
Ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt slechts machtiging tot vernietiging verleend.
(...)
4. Indien de inbeslaggenomen voorwerpen op grond van de machtiging van het openbaar ministerie tegen baat worden vervreemd, blijft het beslag, onverminderd het bepaalde in artikel 116, rusten op de verkregen opbrengst.
(...)"
Art. 134, tweede lid, Sv luidt als volgt:
"Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
a. het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;
b. het openbaar ministerie de last geeft als bedoeld in art. 116, tweede lid, onder c;
c. de machtiging als bedoeld in artikel 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;
d. de bewaring ingevolge artikel 118, derde lid, door tijdsverloop is beëindigd en het voorwerp niet om baat is vervreemd."
2.5.
Gelet op het voorgaande moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat het beslag op de bromfiets Piaggio Fly na de beslissing van de Rechtbank is beëindigd, zodat de klaagster niet kan worden ontvangen in het cassatieberoep voor zover dat gericht is tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het klaagschrift.

3.Beoordeling van het tweede en het derde middel

3.1.
Het tweede middel bevat een motiveringsklacht over het oordeel van de Rechtbank dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen bromfiets Piaggio Zip en de personenauto BMW zal gelasten. Het derde middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de stelling van de klaagster dat de bromfiets en de personenauto haar toebehoren en zij daarmee geen strafbare feiten heeft gepleegd, waardoor de Rechtbank het persoonlijk belang van de klaagster bij teruggave van die bromfiets en personenauto niet heeft meegewogen. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2.
De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De beoordeling
De raadsman stelt in het klaagschrift dat er geen strafbare feiten zijn gepleegd met de inbeslaggenomen voertuigen. Er is geen onderzoeksgrond gediend met het voortduren van het beslag. Namens de belanghebbende stelt de raadsman ter terechtzitting dat het enkele feit dat er echtheidskenmerken zijn verwijderd van de Piaggio Zip onvoldoende grondslag vormt voor het voortduren van de inbeslagname. Immers, het chassisnummer staat op naam van de belanghebbende. Daarmee is duidelijk gebleken dat de Piaggio Zip eigendom is van de belanghebbende.
Voorts stelt de raadsman dat er zich in het strafdossier onvoldoende aanwijzingen bevinden dat [betrokkene] zonder rijbewijs in de BMW van de belanghebbende zou hebben gereden. De mutatierapporten in het strafdossier zijn niet ter zake dienende. De raadsman benadrukt ten slotte dat de belanghebbende de auto nodig heeft in het dagelijks leven.
De officier van justitie heeft in raadkamer te kennen gegeven dat ter zake van de personenauto en de Piaggio Zip weliswaar het onderzoeksbelang zich niet langer verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomene maar dat bij de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting te zijner tijd verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer zal worden gevorderd. Ter zake van de personenauto brengt de officier van justitie naar voren dat [betrokkene] wordt immers verdacht van overtreding van de artikelen 5 en 107 van de Wegenverkeerswet 1994. Uit de mutaties uit het procesdossier volgt voldoende dat Müllers zonder rijbewijs in de BMW van de belanghebbende heeft gereden. Ter zake van de Piaggio Zip brengt de officier van justitie naar voren dat de echtheidskenmerken zijn verwijderd, waardoor deze niet meer aan het verkeer mag deelnemen.
(...)
Ten aanzien van de personenauto en de Piaggio [Zip] is de rechtbank, gezien de inhoud van het procesdossier en het verhandelde in raadkamer, van oordeel dat het onderzoeksbelang het voortduren van het beslag niet langer vordert. Toch zullen deze inbeslaggenomen goederen niet worden teruggegeven, omdat zich hier niet voordoet het geval dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomene verbeurd zal verklaren dan wel zal onttrekken aan het verkeer.
Ten aanzien van de personenauto overweegt de rechtbank dat er voldoende aanwijzingen uit het procesdossier volgen dat [betrokkene] zonder rijbewijs in de auto van zijn partner, zijnde de belanghebbende, heeft gereden.
Ten aanzien van de Piaggio Zip overweegt de rechtbank dat de echtheidskenmerken op deze bromfiets zijn verwijderd, zodat deze bromfiets niet langer aan het verkeer mag deelnemen.
Het beslag ter zake van de personenauto en de Piaggio Zip kan derhalve niet worden opgeheven en het beklag zal op deze punten ongegrond worden verklaard."
3.3.
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen als bedoeld in art. 36c Sr, ongeacht de persoon aan wie zij toebehoren.
In de overwegingen van de Rechtbank ligt als haar oordeel besloten dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de bromfiets Piaggio Zip zal onttrekken aan het verkeer op de grond dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is, in aanmerking genomen dat de Rechtbank heeft overwogen dat - in cassatie onbestreden - de echtheidskenmerken van de bromfiets zijn verwijderd, niet onbegrijpelijk. Voor zover de middelen klagen over de ongegrondverklaring van het klaagschrift waarmee de klaagster de teruggave verzoekt van de bromfiets Piaggio Zip, faalt het.
3.4.
Het oordeel van de Rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de personenauto BMW, die onder [betrokkene] in beslag is genomen maar aan de klaagster toebehoort, door de strafrechter, later oordelend in de strafzaak tegen [betrokkene], zal worden verbeurdverklaard of onttrokken aan het verkeer, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Voor zover de middelen hierover klagen, zijn ze terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover dit beroep is gericht tegen de beslissing van de Rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen bromfiets, merk Piaggio Fly;
vernietigt de bestreden beschikking, maar uitsluitend wat betreft de beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen auto, merk BMW, type 523i Sedan, gekentekend [AA-00-BB];
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2015.