Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
7 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1947, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren voor mishandeling, na een hoger beroep dat leidde tot vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen, en was gebaseerd op nieuwe verklaringen van getuigen die zouden kunnen leiden tot een andere uitkomst van de zaak.
De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die niet eerder bekend waren tijdens de rechtszitting. De aanvrager stelde dat getuige [betrokkene 1] had verklaard dat [betrokkene 2] haar eerdere verklaring had ingetrokken. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat deze nieuwe verklaring van [betrokkene 2] daadwerkelijk onjuist was, omdat er geen redenen waren gegeven voor haar terugkomst op de eerdere verklaring.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken in een openbare terechtzitting.