ECLI:NL:HR:2015:1802

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
15/01010
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafzaak met betrekking tot mishandeling en de beoordeling van nieuwe getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1947, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren voor mishandeling, na een hoger beroep dat leidde tot vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen, en was gebaseerd op nieuwe verklaringen van getuigen die zouden kunnen leiden tot een andere uitkomst van de zaak.

De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die niet eerder bekend waren tijdens de rechtszitting. De aanvrager stelde dat getuige [betrokkene 1] had verklaard dat [betrokkene 2] haar eerdere verklaring had ingetrokken. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat deze nieuwe verklaring van [betrokkene 2] daadwerkelijk onjuist was, omdat er geen redenen waren gegeven voor haar terugkomst op de eerdere verklaring.

Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

7 juli 2015
Strafkamer
nr. 15/01010 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 2 april 2013, nummer 24/000990-11, ingediend door mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 mei 2011 - de aanvrager ter zake van onder meer 1. "mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
De aanvraag berust op de stelling dat uit de bij de aanvraag gevoegde verklaring van [betrokkene 1] blijkt dat [betrokkene 2] is teruggekomen op haar eerder in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring.
3.3.
Vooropgesteld dient te worden dat een aanvrager bij zijn aanvraag tot herziening aannemelijk moet maken dat en waarom getuigen op een hem belastende verklaring terugkomen. In zijn verklaring stelt [betrokkene 1] dat hij van [betrokkene 2] heeft gehoord dat zij terugkomt op haar eerder in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring, welke verklaring het Hof voor het bewijs heeft gebezigd. De aanvraag noch de verklaring van [betrokkene 1] houdt in dat door [betrokkene 2] redenen zijn opgegeven voor het terugkomen op haar eerder afgelegde verklaring. Daarom is er onvoldoende grond om aan te nemen dat deze verklaring onjuist is. De bij de aanvraag overgelegde verklaring wekt derhalve niet een ernstig vermoeden als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.