In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vernietiging van een koopovereenkomst. De eisers, bestaande uit twee rechtspersonen en een natuurlijke persoon, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kern van de zaak betreft de dwaling omtrent betalingsachterstanden van huurders, waarbij de mededelingsplicht en onderzoeksplicht van de verkoper aan de orde zijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder die van 11 oktober 2013, en stelt vast dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op een totaal van € 3.018,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat.