ECLI:NL:HR:2015:180

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
13/06397
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling omtrent betalingsachterstanden huurders; mededelingsplicht, onderzoeksplicht, causaal verband

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vernietiging van een koopovereenkomst. De eisers, bestaande uit twee rechtspersonen en een natuurlijke persoon, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kern van de zaak betreft de dwaling omtrent betalingsachterstanden van huurders, waarbij de mededelingsplicht en onderzoeksplicht van de verkoper aan de orde zijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder die van 11 oktober 2013, en stelt vast dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op een totaal van € 3.018,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat.

Uitspraak

30 januari 2015
Eerste Kamer
nr. 13/06397
JG/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. K.J.O. Jansen,
t e g e n
VANO VASTGOED B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Vano.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 157245/HZ ZA 09-637 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 augustus 2009, 19 januari 2011, 14 december 2011, 20 juni 2012 en de rolbeslissing van 1 augustus 2012;
b. de arresten in de zaak 200.112.665/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2013 en 8 oktober 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Vano heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Vano mede door mr. M. Mussche.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 27 november 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vano begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
30 januari 2015.