ECLI:NL:HR:2015:1795

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
14/02985
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het niet indienen van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 mei 2014. De verdachte, geboren in 1990, heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De advocaat van de benadeelde partij, mr. W.M. Chung, heeft wel een schriftuur ingediend, maar deze bevatte geen middelen van cassatie zoals vereist door de wet. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep, omdat niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in het cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

7 juli 2015
Strafkamer
nr. 14/02985
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 mei 2014, nummer 23/002507-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
Namens de benadeelde partij heeft mr. W.M. Chung, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend die evenwel geen middel van cassatie bevat als in de wet bedoeld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2015.