ECLI:NL:HR:2015:1782

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
13/02920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toewijzing vordering benadeelde partij en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1983, had beroep ingesteld tegen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De advocaat van de verdachte, mr. N. van der Laan, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde werkstraf van 100 uren, die is verlaagd naar 95 uren, met een subsidiaire vervangende hechtenis van 47 dagen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel.

De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij de toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen.

Uitspraak

7 juli 2015
Strafkamer
nr. 13/02920
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 mei 2013, nummer 21/004901-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
2.2.
Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal in het bijzonder die onder 12 is het middel terecht voorgesteld.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan 2 jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 vermelde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat dit 95 uren bedraagt, subsidiair 47 dagen hechtenis;
vernietigt de bestreden uitspraak voorts wat betreft de beslissing tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de beslissing tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2015.