ECLI:NL:HR:2015:1759

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
15/00981
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingsuitlevering van een rabbijn aan Israël en rechtsmacht van de verzoekende staat

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een rabbijn aan de Republiek Israël. De Hoge Raad heeft op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die op 12 februari 2015 een verzoek tot uitlevering had behandeld. De opgeëiste persoon, geboren in 1937, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank. Namens hem heeft advocaat mr. L. de Leon middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad bevestigt hiermee de beslissing van de Rechtbank Noord-Holland en verwerpt het beroep van de opgeëiste persoon.

Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtsmacht van de verzoekende staat, in dit geval Israël, en de voorwaarden waaronder uitlevering kan plaatsvinden. De zaak benadrukt de juridische kaders rondom uitlevering en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en rechtsontwikkeling in Nederland.

Uitspraak

30 juni 2015
Strafkamer
nr. 15/00981 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 12 februari 2015, nummer 15/860168-14, op een verzoek van de Republiek Israël tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1937.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 juni 2015.