Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
30 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 21 januari 2015, met nummer [001]. De zaak betreft een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van de opgeëiste persoon, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon, die zich laat bijstaan door mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 30 juni 2015 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.