Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Enschede,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
26 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende werkgeversaansprakelijkheid en de zorgplicht van de werkgever zoals vastgelegd in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, heeft cassatie ingesteld tegen RJ Security B.V., die werd bijgestaan door advocaat mr. M.E. Franke. De zaak is voortgekomen uit een eerder vonnis van de kantonrechter in Enschede en twee arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.
De eiseres heeft in cassatie klachten ingediend tegen de arresten van het hof, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die strekt tot verwerping van het beroep, wordt door de Hoge Raad gevolgd. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten van de eiseres niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing verwerpt de Hoge Raad het beroep van de eiseres en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van RJ Security zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan cassatie worden gesteld en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.