ECLI:NL:HR:2015:1744

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
14/03085
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over terugvordering van koopsom betaald op rekening van derde partij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door mr. Jan Jaap Schelling, curator in het faillissement van een tandartsenpraktijk gevestigd te Rotterdam. De curator had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 4 maart 2014 was gewezen. De zaak betreft de terugvordering van een koopsom die op rekening van een derde partij was betaald. De centrale vraag was of deze derde partij als partij bij de koopovereenkomst kan worden aangemerkt en of er sprake was van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking, zoals geregeld in de artikelen 6:32-34 BW en 6:203 BW.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en M.V. Polak, met de openbare uitspraak door raadsheer G. de Groot. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het inzicht biedt in de toepassing van de regels omtrent onverschuldigde betaling en de rol van derden in koopovereenkomsten.

Uitspraak

26 juni 2015
Eerste Kamer
nr. 14/03085
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
mr. Jan Jaap SCHELLING, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1], h.o.d.n. tandartsenpraktijk [A],
gevestigd te Rotterdam,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J.E. Harmsen,
t e g e n
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 88059 \ HA ZA 10-2583 van de rechtbank Dordrecht van 27 oktober 2010 en 5 oktober 2011;
b. het arrest in de zaak 200.098.178/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 maart 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft een anticipatie-exploot uitgebracht. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 juni 2015.