Blijkens dat proces-verbaal heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"3. Cliënt heeft het vanaf het begin van deze zaak al aangegeven, hij heeft niet gereden. Dit heeft hij direct na zijn aanhouding al gezegd, op een moment dat hij zwaar onder invloed was.
Situatieschets
4. Hij was met vrienden in de stad en had gedronken. Daarom wilde hij een taxi nemen. Iemand anders, die ze die avond hadden leren kennen, gaf echter aan dat hij niet gedronken had en hij wel wilde rijden. Zo gezegd zo gedaan.
5. Eerst werd een vriend van cliënt, getuige [betrokkene 2] thuisgebracht en vervolgens zou cliënt weggebracht worden. Dit verhaal wordt onderschreven door getuige [betrokkene 2].
6. Getuige [betrokkene 2] heeft tweemaal schriftelijk verklaard dat hij samen met cliënt en de bestuurder van de auto van cliënt was. Nadat hij bij zijn huis was afgezet, heeft hij gezien dat cliënt op de achterbank van zijn auto plaatsnam en de bestuurder wegreed.
7. Zoals reeds aangegeven in de appelmemorie is de woning van getuige [betrokkene 2] slechts enkele minuten rijden van de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat cliënt in die tijd van plaats heeft geruild met de bestuurder of diens plaats overgenomen heeft.
8. Cliënt geeft aan dat hij op de achterbank van zijn auto heeft gelegen, tot nadat het ongeluk gebeurde. Hij was aan het doezelen en schrok wakker van de klap.
9. Nadat cliënt van de klap bekomen was, is hij uit de auto geklommen. Het betreft een driedeursauto, cliënt moest daarom hoe dan ook via één van de voordeuren om uit de auto te komen.
10. Hij heeft de sleutel uit het slotcontact van de auto gehaald voor de veiligheid. Immers als er iets misgaat met een apparaat is het verstandig om de stroomtoevoer af te sluiten, zo ook bij een auto. Cliënt is hiervan op de hoogte omdat hij een tijdje bij een garage heeft gewerkt.
11. Daarnaast is het ook heel logisch om de sleutel uit het slot te halen van je auto als je eruit stapt. Dit kan zelfs als een automatische worden gezien.
12. Cliënt heeft hiervoor dus enige tijd op of bij de bestuurderstoel gezeten. Dit zou kunnen verklaren waarom [betrokkene 1] meent dat cliënt de bestuurder van de auto was.
13. Cliënt heeft de bestuurder na het ongeluk niet meer gezien, die is kennelijk direct uit de auto gestapt en weggegaan.
14. Dat aspirant agent [betrokkene 1] dit niet heeft waargenomen, wil niet zeggen dat het niet gebeurd is. Het is goed mogelijk dat de bestuurder zo snel is weggegaan dat [betrokkene 1] dit niet heeft gezien, of aan de andere kant van de auto is uitgestapt, waardoor [betrokkene 1] hem over het hoofd heeft gezien.
(...)
17. Zoals reeds aangegeven heeft cliënt vanaf het begin aangegeven dat hij niet gereden heeft. Onderzoek om dit te bevestigen zoals DNA en dactyloscopisch onderzoek in de auto kunnen nu niet meer uitgevoerd worden, maar had op dat moment wel in de rede gelegen gezien de zeer stellige ontkenning van cliënt, dat hij vertelde dat iemand anders had gereden en de zeer ernstige consequenties die dit soort zaken kunnen hebben.
Verklaring [betrokkene 1]
(...)
19. Dat een verklaring op ambtseed is opgemaakt wil niet zeggen dat deze de waarheid weergeeft, het komt vaak genoeg voor dat verklaringen die op ambtseed zijn
afgelegd elkaar tegen spreken of in strijd zijn met objectieve waarnemingsinstrumenten zoals camerabeelden.
20. De verklaring van [betrokkene 1] is in ieder geval niet correct opgesteld; hij geeft immers een omschrijving van de bestuurder van de auto waarin hij tevens de broek en schoenen van de bestuurder omschrijft terwijl deze nog in de auto zou zitten. Dit is volstrekt onmogelijk nu deze op dat moment nog aan het zicht zijn ontnomen. Het is dan ook logischer dat hij pas later goed naar de persoon die uit de auto kwam heeft gekeken en vervolgens deze persoon heeft omschreven. Omdat deze persoon uit de bestuurderskant van de auto kwam heeft de aspirant waarschijnlijk aangenomen dat het de bestuurder was, dit hoeft echter niet zo te zijn.
21. Dat [betrokkene 1] de bestuurder (op het moment van besturen) heeft gezien is ongeloofwaardig, de auto reed immers heel snel, hoogstwaarschijnlijk heeft [betrokkene 1] niet kunnen zien wie op dat moment reed en of dat dezelfde persoon is die later voorin zat en/of uitstapte.
22. [betrokkene 1] kan niet (goed) hebben gezien of cliënt of iemand anders reed, hij kwam immers niet vanaf de bestuurderskant van de auto.
23. Daarnaast is volstrekt onbekend wat de staat van [betrokkene 1] was, hij was immers vrij, misschien kwam hij ook wel net uit de stad en was hij erg moe waardoor hij niet scherp kon waarnemen of had hij zelf een biertje op.
24. Zoals vanuit de rechtspsychologie inmiddels wel bekend worden op basis van de cognitieve denkbeelden gedachten en ideeën ingevuld op basis van wat iemand
logisch is, terwijl dit zoals uit vele testen is gebleken absoluut niet correct hoeft te zijn. Met name van persoonsverwisselingen zijn prachtige voorbeelden bekend. Dit is ook in dit geval gebeurd met [betrokkene 1]. De verklaring is daarom onbetrouwbaar.
25. Daarnaast meen ik dat niet slechts op basis van het proces verbaal van [betrokkene 1] mag worden aangenomen dat cliënt het tenlastegelegde heeft begaan ex art. 344 lid 2 Sv. Hij was immers niet de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en daarnaast nog maar aspirant agent. Er kan dus niet van hem worden gezegd dat hij op het moment van het ongeluk opsporingsambtenaar was.
26. Daarnaast is art. 344 lid 2 Sv geschreven voor de simpele op heterdaad geconstateerde overtredingen, gezien het voorgaande kan van "simpel" geen sprake zijn en dient ook daarom geen exclusieve bewijskracht aan het PV van [betrokkene 1] te worden toegekend.
27. Hij is de enige die zegt dat cliënt heeft gereden, dat is i.c. het strafbare gedrag. Immers het ongeluk en de dronkenschap worden niet door cliënt betwist.
Conclusie
28. Nu [betrokkene 1] als een gewone getuige moet worden gezien, wiens verklaring sowieso al twijfelachtig is en cliënt een andere verklaring geeft (meer en vervaart), die wordt ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 2] en er geen ander bewijs is voor daderschap van cliënt, moet bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs cliënt worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
29. Horen getuigen
30. Laatste feitelijke instantie, dus laatste mogelijkheid om waarheid boven tafel te krijgen.
31. Zoals gezegd meen ik dat de verklaring van [betrokkene 1] niet betrouwbaar is, door hem te verhoren zou wellicht meer duidelijkheid omtrent zijn verklaring kunnen ontstaan.
32. Mocht u niet geloven wat [betrokkene 2] heeft verklaard dan zou hij, zo nodig onder ede, kunnen worden gehoord."