ECLI:NL:HR:2015:1701

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
13/05488
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen beslag op dossiers onder de Inspectie voor de Gezondheidszorg met betrekking tot een voormalig arts van de Haagse CityKliniek

In deze zaak gaat het om een beklag tegen het beslag dat is gelegd op dossiers onder de Inspectie voor de Gezondheidszorg, in het kader van een procedure tegen een voormalig arts van de Haagse CityKliniek. De klager, geboren in 1959, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 16 juli 2013, nummer RK 11/1435. Dit beroep is ingediend door mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het tweede middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat een deel van de inbeslaggenomen stukken niet valt onder het van de klager afgeleide verschoningsrecht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De Hoge Raad oordeelt dat ook dit middel niet tot cassatie kan leiden, op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep op 23 juni 2015. Deze beschikking is gegeven door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

23 juni 2015
Strafkamer
nr. S 13/05488 B
BKL
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 16 juli 2013, nummer RK 11/1435, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat een deel van de inbeslaggenomen stukken niet valt onder het van de klager afgeleide verschoningsrecht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
3.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6.11 tot en met 6.13 kan het middel niet tot cassatie leiden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 juni 2015.