Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het relaas van de verbalisanten [verbalisant 1], hoofdagent, en [verbalisant 2], aspirant, als opgenomen in het door hen op 6 juni 2011 op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 50 en 51, onder meer inhoudende:
Op maandag 6 juni 2011, omstreeks 01.30 uur, kregen wij het verzoek van de dienstdoende centralist van de gemeenschappelijke meldkamer Utrecht om te gaan naar de Meridiaan te Amersfoort, alwaar een auto in de brand zou staan.
Omstreeks 01.35 uur waren wij ter plaatse. Wij zagen dat de betreffende auto ter hoogte van de aan de Meridiaan gelegen supermarkt stond geparkeerd. Wij zagen dat het een personenauto betrof van het merk Volkswagen, type Polo, kleur zwart en voorzien van het kenteken [AA-00-AA]. Wij zagen dat het raam aan de bijrijderzijde geheel vernield was. Wij zagen dat de binnenzijde van de auto al geheel in de brand stond. De eigenaar van de auto bleek ook ter plaatse.
Wij zagen dat er verderop in de straat, ter hoogte van nummer [1], nog een auto stond met een vernield bijrijderraam. Wij zagen dat dit een personenauto betrof van het merk Daewoo, type Lanos, kleur rood en voorzien van het kenteken [BB-00-BB]. Wij roken bij deze auto een sterke benzine lucht. Wij zagen dat in de auto, op de bijrijderstoel, een fles lag. Wij zagen dat dit een Coca Cola fles van anderhalve liter was. Wij zagen dat op de fles geen dop zat. Wij zagen dat in de fles nog een kleine laag met vloeistof zat. Wij zagen dat de mogelijk bij de fles behorende dop los op de bijrijderstoel lag. Wij zagen dat in de middenconsole een laagje met vloeistof lag. Wij roken dat de vloeistof in de fles en in de middenconsole sterk naar benzine rook. Wij hebben de fles in beslag genomen en op voorgeschreven wijze veiliggesteld voor sporenonderzoek. Wij hebben de fles afgesloten middels de dop die naast de fles lag.
(...)
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Utrecht van 22 september 2011 van de behandeling van de zaak tegen [medeverdachte], voor zover inhoudende al verklaring van [medeverdachte]:
Ik was er bij betrokken. Ik heb die nacht inderdaad [betrokkene 1] gezien en zij maakte een grapje over mijn tanden. Ik was daar met een andere jongen, ik wilde stoer doen. Ik ben bij die Daewoo gaan staan. Ik heb het raampje van die auto ingeslagen en de fles met benzine, een colafles, die ik bij me had naar binnen gegooid. Ik schrok toen ik opeens een enorme steekvlam zag bij die Polo. Ik had die fles met benzine al bij me toen [betrokkene 1] dat grapje over mijn tanden maakte. Ik had die fles onder mijn jas, ik had die benzine ongeveer 10 minuten eerder bij een benzinepomp gekocht.
7. De verklaring van [betrokkene 1] van 9 juni 2011, als opgenomen in het door de verbalisant [verbalisant 3], brigadier, op 9 juni 2011 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, dossierpagina's 77 en 78, onder meer inhoudende:
Zondag 5 juni 2011, omstreeks 01.30 uur daaraanvolgend, inmiddels maandag 6 juni 2011, kwam ik thuis op [a-straat 1]. Ik rookte buiten nog een sigaret. Ik zat voor mijn flat op een bankje. Terwijl ik daar zat, zag ik twee mij bekende jongens op straat lopen. Ik zag, dat dit de mij bekende [verdachte] was en een jongen die ik ken als [medeverdachte]. [medeverdachte] is een Antilliaanse jongen. Ik zag, dat [verdachte] een dunne glimmende donkerkleurige jas aanhad. Ik zag, dat [verdachte] iets in de binnenzak van zijn jas had. Ik zag een behoorlijke verdikking onder zijn jas. Ik kon niet zien wat hij daarin had.
Kort daarna liepen deze jongens verder. Ik ben achter deze jongens aangelopen omdat ik vermoedde, dat zij iets gingen doen. Ik zag, dat deze jongens de [a-straat] opliepen in de richting van de Meridiaan.
Ik zag, dat deze jongens op de Meridiaan liepen. Ik vermoed, dat ik op ongeveer 30 meter afstand had van [verdachte] en [medeverdachte] was. Ik zag, dat [verdachte] iets uit zijn jaszak pakte. Ik zag daarna een plastic coca-colafles in zijn hand. Ik zag, dat [verdachte] en [medeverdachte] wegrenden in de richting van de Sextant.
De auto welke in brand stond, betrof een Volkswagen type Polo, kleur zwart. Het was mij bekend, dat deze auto eigendom was van [betrokkene 2].
8. De verklaring van [betrokkene 1] als afgelegd ter terechtzitting bij de rechtbank Utrecht op 22 september 2011, onder meer inhoudende:
In de middag van 5 juni 2011 (het hof leest 6 juni 2011) heb ik [verdachte] gezien. Ik zag dat hij een verwonding in zijn gezicht had, rondom zijn oog waren zijn wimpers en een deel van zijn wenkbrauw verdwenen. Die zondagmiddag voor de brand had ik hem ook gezien en toen had hij dat nog niet.
9. De verklaring van [betrokkene 3], afgelegd ter terechtzitting op 22 februari 2013, onder meer inhoudende:
Ik kan mij hetgeen op 6 juni 2011 omstreeks half twee 's nachts gebeurde, nog herinneren. Ik was in de flat aan het computeren. Ik hoorde een harde klap en ik heb daarop uit het raam gekeken. Ik zag niets vreemds. Na ongeveer twee minuten hoorde ik weer een harde klap. Ik keek nog een keer en ik zag iemand iets in een auto gooien. Ik zag de auto branden. Ik zag een andere jongen naar de auto lopen. Na de tweede klap zag ik dat er iets brandends in de auto werd gegooid. Daarna zijn mij geen dingen meer opgevallen.
De auto vatte van binnenuit vlam. Hij ging snel in de fik.
Toen de ene jongen iets brandends gooide, zag ik de andere jongen er naar toe lopen. Ze renden samen weg over de Meridiaan.
10. Het relaas van de verbalisant [verbalisant 3], brigadier, als opgenomen in het door hem op 9 juni 2011 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, dossierpagina 79, onder meer inhoudende:
Op donderdag 9 juni 2011, omstreeks 14.57 uur, sprak ik, verbalisant [verbalisant 3], telefonisch met een vrouw, zijnde;
[betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [plaats].
Zij deelde mij mede, dat zij zojuist, op de openbare weg te Amersfoort, de haar bekende [verdachte] had aangetroffen en gesproken. [betrokkene 1] zag, dat [verdachte] een verwonding had aan/in zijn gezicht, zijnde vermoedelijk een brandwond. Zij zag, dat de rondom het oog van [verdachte] de wimpers en de wenkbrauw waren verdwenen. Tevens was de huid rondom het oog verbrand dan wel beschadigd.
11. Het relaas van de verbalisant [verbalisant 3] voornoemd als opgenomen in het door hem op 16 juni 2011 op ambtseed opgemaakt stamproces/verbaal, dossierpagina 8, onder meer inhoudende:
Na aanhouding van [verdachte] op 14 juni 2011, bleek mij, verbalisant [verbalisant 3], uit onderzoek en verklaringen van de verdachte [verdachte] voornoemd;
- dat er lichte schroeisporen in het gezicht van [verdachte] zichtbaar waren,
- dat de wimpers van zijn linker oog nagenoeg verschroeid waren,
- dat delen van zijn wenkbrauw verschroeid waren.
- dat de huid van zijn neusvleugel links beschadigd was en rood verkleurd.
12. De verklaring van [betrokkene 4] als opgenomen in het door de verbalisant [verbalisant 3], voornoemd, op 15 juni 2011, op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, dossierpagina's 61 tot en met 63, onder meer inhoudende:
v: Heeft u op zondag 5 juni 2011 iets bijzonders aan [verdachte] gezien?
a: Nee. Ik heb niets aan [verdachte] gezien.
v: Heeft [verdachte] u iets verteld over frikadellen?
a: nee, [verdachte] heeft mij niets verteld over frikadellen. Ik weet zeker, dat [verdachte], op zondag 5 juni 2011, mij niet heeft verteld, dat hij zijn gezicht had verbrand."