ECLI:NL:HR:2015:1696

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
14/02368
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot behandeling van de zaak met gesloten deuren in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek van zijn raadsman om de behandeling van de zaak met gesloten deuren te laten plaatsvinden. De raadsman voerde aan dat er nieuwe persoonlijke omstandigheden waren die niet publiekelijk bekend mochten worden, en dat de verdachte vreesde voor de gevolgen van openbaarmaking van deze informatie. Het Hof had echter geoordeeld dat de aangevoerde informatie onvoldoende was om af te wijken van de hoofdregel dat het onderzoek in het openbaar plaatsvindt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld en dat de afwijzing van het verzoek niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van de openbaarheid van de rechtsgang, met uitzondering van bijzondere omstandigheden die in de wet zijn omschreven.

Uitspraak

23 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02368
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 april 2014, nummer 23/003241-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over de afwijzing door het Hof van het verzoek van de raadsman van de verdachte tot gedeeltelijke behandeling van de zaak met gesloten deuren.
2.2.
De conclusie van de Advocaat-Generaal houdt onder 4 het volgende in omtrent hetgeen de stukken van het geding - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - :
"(i) Naast de verdachte en diens raadsman is op de in het openbaar gehouden terechtzitting in hoger beroep de aangeefster van feit 1 ([betrokkene]) als belangstellende aanwezig.
(ii) Nadat de voorzitter van het hof op die terechtzitting de korte inhoud van de stukken heeft medegedeeld en nadat de verdachte ten aanzien van de feiten een verklaring heeft afgelegd, heeft de raadsman van de verdachte verzocht de persoonlijke omstandigheden van de verdachte met gesloten deuren te behandelen, omdat er sprake is van nieuwe omstandigheden waarvan de verdachte niet wil dat deze publiekelijk bekend worden. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende naar voren gebracht. De raadsman zal een strafmaatverweer voeren om uiteen te zetten wat er na de voorvallen is gebeurd, nu uit de getuigenverklaringen en de rest van het dossier niet blijkt hoe de situatie tot stand is gekomen. Er zijn nieuwe elementen en de verdachte is bang dat deze elementen bekend raken. Bij de verdachte bestaat de vrees dat er informatie naar buiten komt en dat de mensen in de directe omgeving van de verdachte dan op de hoogte raken van deze zaak. De verdachte vindt het van belang dat "het" toch wordt genoemd.
(iii) Vervolgens heeft het hof op de terechtzitting het verzoek om de behandeling verder met gesloten deuren te doen plaatsvinden afgewezen. Het hof heeft daartoe het volgende overwogen. Het hof acht de informatie die de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende om een gemotiveerd bevel te kunnen geven de zitting voort te zetten met gesloten deuren, nu de hoofdregel is dat de zitting in het openbaar plaatsvindt.
(iv) Na een korte onderbreking van het onderzoek, heeft de raadsman opgemerkt dat de verdediging er niet van op de hoogte was dat de aangeefster ter terechtzitting aanwezig zou zijn als belangstellende.
(v) Daarna heeft de verdachte op de (nog steeds) in het openbaar gehouden terechtzitting een verklaring afgelegd betreffende zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft onder meer verklaard dat hij publiekelijk aan de schandpaal is genageld door de aangeefster en een gezamenlijke vriendin, dat er op sociaal gebied veel kapot is gemaakt en dat hij zijn baan is verloren. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij liever niet wil zeggen of hij weer een relatie heeft en dat hij ook niet wil zeggen of hij alleen of samen woont.
(vi) Ten slotte heeft de raadsman van de verdachte, zoals blijkt uit de op de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities, bij wijze van "strafmaatverweer" verzocht aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft zich vrijwillig bij "De Waag" gemeld en is volledig weg uit de "party-scene". De feiten hebben zich afgespeeld in de vriendenkring van de verdachte, terwijl hij als paria is bestempeld en een geruchtenstroom op gang is gekomen. De verdachte heeft geen contact meer met zijn (voormalige) vrienden maar is bang dat de geruchten zich verder verspreiden, aangezien hij inmiddels een vaste relatie heeft, samenwoont en ontzettend bang is dat zijn nieuwe vriendin wordt benaderd vanuit die vriendengroep."
2.3.
Art. 269, eerste lid, Sv, dat ook in hoger beroep toepasselijk is, luidt:
"Het onderzoek ter terechtzitting geschiedt in het openbaar. Vanaf het uitroepen van de zaak kan de rechtbank gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven, indien de openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden."
2.4.
De onder meer in art. 269 Sv neergelegde hoofdregel is dat in strafzaken het onderzoek ter terechtzitting in het openbaar geschiedt, zij het dat in nader in de wet omschreven gevallen, zoals in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, kan worden afgeweken van die hoofdregel. Het Hof heeft het verzoek van de verdediging afgewezen op de grond dat het "de informatie die de verdediging heeft aangevoerd, onvoldoende [acht] om een gemotiveerd bevel te kunnen geven de zitting voort te zetten met gesloten deuren nu de hoofdregel is dat de zitting in het openbaar plaatsvindt". Aldus heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van het verzoek is aangevoerd, onvoldoende is voor afwijking van de hoofdregel dat de gehele strafzaak op de openbare terechtzitting wordt behandeld. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, gelet op hetgeen door de verdediging aan het verzoek ten grondslag is gelegd, niet onbegrijpelijk. In zoverre faalt het middel.
2.5.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 juni 2015.
Mr. Van de Griend is buiten staat dit arrest te ondertekenen.