ECLI:NL:HR:2015:1684

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
14/06504
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze zaak hebben verzoekers, zonder advocaat, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam bevestigd. De verzoekers hebben hun cassatieverzoekschrift zelf ondertekend, maar dit voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat vereist dat een cassatieverzoekschrift ondertekend moet zijn door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verzoekers niet gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om alsnog een advocaat aan te stellen. Hierdoor is het verzoekschrift niet ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft ook het beroep van de verzoekers op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verworpen, omdat dit niet opging in deze situatie. De Hoge Raad heeft op 19 juni 2015 beslist dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep.

Uitspraak

19 juni 2015
Eerste Kamer
14/06504
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
wonende te [plaats],
2. [verzoekster 2],
wonende te [plaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
geen advocaat,
t e g e n
de stichting STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en Stichting de Alliantie.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak KK 14-751 van de kantonrechter te Amsterdam van 10 juni 2014;
b. het arrest in de zaak 200.153.542/01 van het gerechtshof Amsterdam van 7 oktober 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. bij een door henzelf ondertekend schriftuur van
1 december 2014 beroep in cassatie ingesteld. [verzoeker] c.s. hebben geen gebruik gemaakt van de aan hun geboden gelegenheid om in hun plaats alsnog een cassatieadvocaat zich te laten stellen. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Stichting de Alliantie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep.
[verzoeker] c.s. hebben bij brief van 6 mei 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

[verzoeker] c.s. hebben bij “cassatiedagvaarding huurrecht” beroep ingesteld tegen het arrest van het hof. Nu dit geschrift geen exploot is in de zin van art. 45 Rv en niet voldoet aan de eisen van de art. 45 en 11 Rv, zal het aangemerkt worden als een verzoekschrift.
Dit verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ingediend noch is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit gebrek in cassatie kan worden hersteld door datzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Hoewel [verzoeker] c.s. daarop door de griffie van de Hoge Raad zijn gewezen, is het gebrek in het oorspronkelijke verzoekschrift niet hersteld. Dit brengt mee dat [verzoeker] c.s. in hun beroep niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Het beroep dat [verzoeker] c.s. ter rechtvaardiging van dit gebrek hebben gedaan op art. 6 EVRM, faalt op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4-2.8 vermelde gronden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 juni 2015.