ECLI:NL:HR:2015:1682

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
15/01377
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft belastingaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009, 2010 en 2011. De Rechtbank had op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in de zaken met nummers SGR 14/9415 tot en met SGR 14/9417 V, waarbij belanghebbende verzet had aangetekend tegen deze uitspraken.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 30 maart 2015 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Echter, de brief met deze gelegenheid is wegens onbestelbaarheid teruggezonden, en een tweede verzending naar het juiste adres heeft geen reactie opgeleverd van belanghebbende.

Aangezien herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, heeft de Hoge Raad, conform artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groenveld, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.

Uitspraak

19 juni 2015
Nr. 15/01377
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 16 februari 2015, nrs. SGR 14/9415 V tot en met SGR 14/9417 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank (nrs. SGR 14/9415, SGR 14/9416 en SGR 14/9417), betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2009, 2010 en 2011 opgelegde belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 30 maart 2015 heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het volgens de basisregistratie personen van de Gemeente Den Haag geldende adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groenveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.