Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede en het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
16 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De Hoge Raad behandelt het beroep op 16 juni 2015, onder zaaknummer 13/04720. De verdachte, geboren in 1970, heeft samen met anderen in de periode van 11 tot en met 18 augustus 2009 in Stellendam ongeveer 436 kilo amfetamine (pasta) aanwezig gehad. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad beoordeelt de motivering van de bewezenverklaring en komt tot de conclusie dat deze niet voldoende is onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. Het eerste middel van de verdachte wordt gegrond verklaard, terwijl de tweede en derde middelen niet tot cassatie leiden.
Uiteindelijk besluit de Hoge Raad om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van het bestaande hoger beroep. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.