ECLI:NL:HR:2015:166

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
13/05481
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het gerechtshof in een faillissementszaak met betrekking tot de verplichtingen van de curator bij de verkoop van activa

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Johannes Leonardus Gerardus Marie Verwiel, curator in de faillissementen van Folietechniek B.V. en BBY Vastgoed B.V., tegen 4PET Holding B.V. De zaak betreft de vraag of de curator in strijd heeft gehandeld met zijn (pre)contractuele verplichtingen door de eigendom van een geleased vermogensbestanddeel, de infrarooddroger, niet te leveren aan 4PET, die een bod had uitgebracht op de activa van de failliete onderneming.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Folietechniek B.V. en BBY Vastgoed B.V. werden op respectievelijk 22 en 28 april 2008 in staat van faillissement verklaard. 4PET meldde zich als gegadigde voor een doorstart en deed een bod op de activa. Na het faillissement werd op 8 mei 2008 een definitieve overeenkomst getekend, maar de curator leverde de infrarooddroger niet. 4PET vorderde daarop een verklaring voor recht dat de curator tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat hij onrechtmatig had gehandeld.

De rechtbank wees de vorderingen van 4PET af, maar het gerechtshof verklaarde dat de curator onrechtmatig had gehandeld en veroordeelde hem tot schadevergoeding. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof, oordelend dat het hof onvoldoende gemotiveerd had waarom de curator in strijd had gehandeld met zijn verplichtingen. De Hoge Raad verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling en beslissing, en veroordeelde 4PET in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

30 januari 2015
Eerste Kamer
nr. 13/05481
LH/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Johannes Leonardus Gerardus Marie VERWIEL, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van Folietechniek B.V. en BBY Vastgoed B.V.,
wonende te Breda,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.J. van Galen,
t e g e n
4PET HOLDING B.V.,
gevestigd te Druten,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en 4PET.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 191182 / HA ZA 08-1083 van de rechtbank Breda van 3 maart 2010 en 30 maart 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.089.423/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 juli 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen 4PET is verstek verleend.
De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.16. Deze komen, kort samengevat, op het volgende neer.
(i) Folietechniek B.V. (hierna: Folietechniek) en BBY Vastgoed B.V. zijn op 22 april 2008 respectievelijk 28 april 2008 in staat van faillissement verklaard. In beide faillissementen is de curator als zodanig benoemd.
(ii) Na het uitspreken van het faillissement van Folietechniek heeft 4PET zich bij de curator gemeld als gegadigde voor een doorstart. 4PET heeft op 23 april 2008 een indicatieve bieding gedaan voor onder meer het pand, de machines en de voorraad.
(iii) Op 25 april 2008 heeft de curator een aanbiedingsbrief met een informatiepakket aan de gegadigden voor een doorstart toegezonden. In het pakket zaten onder meer een conceptovereenkomst en het rapport Troostwijk, waarin de taxatiewaarden onzichtbaar waren gemaakt.
(iv) Na bezichtiging ter plaatse in het bedrijfspand van Folietechniek op 28 april 2008 heeft 4PET een bod uitgebracht op de activa van Folietechniek en BBY Vastgoed B.V. Dit bod behelsde, voor zover in cassatie van belang, een bedrag van € 2.050.000,-- voor de bedrijfsinventaris. Deze bieding is opgenomen in de door de curator aangereikte en van de zijde van 4PET ingevulde conceptovereenkomst.
(v) 4PET heeft de conceptovereenkomst op 28 april 2008 bij de curator ingeleverd.
(vi) Op 8 mei 2008 hebben partijen de definitieve overeenkomst getekend, waarbij onder meer de in het rapport Troostwijk genoemde folie-extrusielijn (lijn nr. 9) werd verkocht. De overeenkomst bevat voorts een overzicht van de binnen de onderneming bestaande lease-overeenkomsten/huurovereenkomsten.
(vii) De curator heeft de infrarooddroger behorende bij de gekochte folie-extrusielijn (lijn nr. 9) (hierna: de infrarooddroger) niet geleverd.
3.2.1
In deze procedure vordert 4PET, voor zover in cassatie van belang, (i) een verklaring voor recht dat de curator toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de op 29 april 2008 gesloten en op 8 mei 2008 getekende overeenkomst, (ii) een verklaring voor recht dat de curator jegens 4PET onrechtmatig heeft gehandeld, en (iii) veroordeling van de curator tot vergoeding van alle schade die 4PET als gevolg van die tekortkoming en dat onrechtmatig handelen heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat.
3.2.2
De rechtbank heeft de vorderingen van 4PET afgewezen.
3.2.3
Het hof heeft voor recht verklaard dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld dan wel toerekenbaar is tekortgeschoten jegens 4PET, voor zover dat handelen betrekking had op de infrarooddroger. Tevens heeft het hof de curator veroordeeld tot vergoeding van de daardoor bij 4PET ontstane schade, nader op te maken bij staat.
Daartoe heeft het hof als volgt overwogen:
“4.8 (…)
Een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Bij het uitoefenen van zijn taak moet de curator uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen behartigen, en bij het nemen van zijn beslissingen – die vaak geen uitstel kunnen lijden – moet hij ook rekening houden met uiteenlopende belangen van maatschappelijke aard (HR 19 april 1996, NJ 1996, 727). Een doelmatige afwikkeling van het faillissement behoort echter niet tot deze zwaarwegende belangen van maatschappelijke aard (HR 19 december 2003, NJ 2004, 293). Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
Tot die omstandigheden hoort in dit geval dat sprake was van een faillissement waarin het wenselijk was dat op korte termijn beslissingen zouden worden genomen in verband met een eventuele doorstart van het bedrijf; in dit geval is de doorstart ook binnen ruim een week beklonken.
De snelheid die geboden was ontsloeg de curator echter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op artikel 6:2 lid 1 BW, niet van de verplichting zorgvuldig rekening te houden met de belangen van de partijen die geïnteresseerd waren in de koop van de failliete onderneming, en in het bijzonder met de belangen van de partij aan wie uiteindelijk de onderneming werd verkocht.
In dit geval was de curator er (in ieder geval door eerdergenoemde e-mail van 23 april 2008 van 4PET) van op de hoogte dat er (althans volgens 4PET) sprake was van een geleasde Infrarooddroger, en dat 4PET belang hechtte aan overname van deze droger.
De curator kon, gelet op de korte termijn waarbinnen hij tot een beslissing diende te komen, niet tot in detail op de hoogte raken van de rechtstoestand van alle voorwerpen die zich op het terrein van de onderneming bevonden, zodat begrijpelijk is dat hij wat dit betreft een voorbehoud heeft gemaakt. Het hof acht het echter onaannemelijk dat voor de curator de tijd ontbrak zich voor wat betreft de waardevollere delen van de onderneming – zoals de Infrarooddroger – op de hoogte te stellen van de rechtstoestand daarvan, zeker als daarvoor al vroeg aandacht was gevraagd door een belangstellende kandidaat-koper (zoals ten aanzien van de Infrarooddroger door 4PET, één dag na het uitspreken van het faillissement).
Uit de door de curator zelf (…) overgelegde verklaring van Van de Velde en De Maertelaere, (indirect) bestuurders van Folietechniek en BBY Vastgoed B.V., blijkt dat zij kort voor het faillissement van hun ondernemingen met de vertegenwoordigers van 4PET contact hebben gehad waarbij alle machines van Folietechniek zijn nagelopen en toegelicht, en door welk overleg 4PET wist dat de Infrarooddroger geleased was. Niet valt in te zien dat de curator niet ook een dergelijk onderhoud had kunnen hebben met deze bestuurders, althans zich door hen (ook) wat dit betreft had kunnen laten voorlichten.
Daar komt bij dat de Infrarooddroger zich op het terrein van het bedrijf bevond (en dus in beginsel in de transactie was begrepen), dat deze in de lijst van Troostwijk niet als geleasde machine stond aangemerkt, een aanzienlijke waarde had vergeleken met de totale waarde van de machines (de machine had een waarde van € 200.000, terwijl het totale bod op alle machines € 2.050.000 bedroeg), en gekoppeld was aan de ING-machine, waarvan voor 4PET (volgens eerdergenoemde e-mail) de verkrijging een vereiste was voor het doorgaan van de transactie.
4.9
Gelet op deze omstandigheden had de curator
hetzijook de Infrarooddroger moeten verwerven (indien dat met de gelet op de gedane biedingen beschikbare middelen mogelijk was),
hetzijhet bod van 4PET niet zonder meer mogen accepteren.
In dit laatste geval had hij 4PET ervan op de hoogte moeten stellen dat de Infrarooddroger niet in de transactie was begrepen, en 4PET
ofwelin de gelegenheid moeten stellen haar bod in te trekken
ofweldat aan te passen. Diezelfde mogelijkheid zou dan ook geboden moeten zijn aan de andere kandidaatkopers die een bod hadden gedaan, en er had een nieuwe biedingsronde moeten worden gehouden.
Nu de curator niets van dit alles heeft gedaan heeft hij in strijd gehandeld met zijn (pre)contractuele verplichtingen jegens 4PET.”
3.3.1
Onderdeel 2 richt onder meer een motiveringsklacht tegen het oordeel van het hof dat de curator in strijd heeft gehandeld met zijn (pre)contractuele verplichtingen jegens 4PET, doordat hij heeft verzuimd de infrarooddroger in eigendom te verwerven en desondanks het bod van 4PET zonder meer heeft aanvaard. In dit verband wijst het onderdeel (in nr. 16) op de omstandigheden waaronder de koopovereenkomst tussen de curator en 4PET tot stand is gekomen.
3.3.2
Deze klacht is gegrond. Het hof is niet kenbaar ingegaan op de volgende (in het onderdeel genoemde) vaststaande omstandigheden:
(a) 4PET was reeds voor het faillissement van Folietechniek ervan op de hoogte dat Folietechniek niet de eigenaar was van de infrarooddroger, en 4PET heeft zelf aan de curator het bestaan van de leaseovereenkomst gemeld (zie rov. 4.7 en 4.8);
(b) in het indicatieve bod van 23 april 2008 bood 4PET € 2.050.000 voor de machines, waarbij de infrarooddroger als “p.m.” was vermeld (zie rov. 4.4 onder (c)), terwijl het definitieve bod van 4PET dezelfde koopprijs (€ 2.050.000) bevatte voor de bedrijfsinventaris (zie rov. 4.4 onder (i));
(c) de curator heeft niet toegezegd dat hij tot afkoop van de lease met betrekking tot de infrarooddroger zou overgaan (zie rov. 4.16);
(d) de verkoop vond plaats onder grote tijdsdruk (zie rov. 4.8); en
(e) de curator heeft in de aanbiedingsbrief van 25 april 2008 en in de art. 2 en 7 van de koopovereenkomst onder meer vermeld dat goederen waarop derden aanspraak konden maken, niet onder de koopovereenkomst vielen, en dat de juridische en feitelijke interpretatie en inschatting van de omstandigheden voor rekening en risico van de koper waren (zie rov. 4.4 onder (e) en (f)).
In het licht hiervan is het oordeel van het hof dat de curator heeft gehandeld in strijd met zijn (pre)contractuele verplichtingen jegens 4PET, onvoldoende gemotiveerd.
3.4
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof ′s-Hertogenbosch van 23 juli 2013;
verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt 4PET in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 444,20 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
30 januari 2015.