ECLI:NL:HR:2015:152

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14/00215
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over naheffingsaanslagen omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 28 november 2013, waarin het Hof oordeelde over de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die waren opgelegd aan de belanghebbende over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004. De naheffingsaanslagen waren het resultaat van een geschil over de vraag of de belanghebbende, een handelsonderneming, als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 kon worden aangemerkt.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ongegrond verklaard. Het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld, was gebaseerd op de veronderstelling dat de belanghebbende als ondernemer moest worden aangemerkt. Echter, de Hoge Raad heeft in een eerder arrest (zaaknummer 14/00097) geoordeeld dat deze veronderstelling niet juist is. Hierdoor faalde het middel van de Staatssecretaris.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de Staatssecretaris van Financiën is een griffierecht van € 478 opgelegd.

Uitspraak

30 januari 2015
Nr. 14/00215
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's‑Hertogenboschvan 28 november 2013, nrs. 12/00696, 12/00697 en 12/00698, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nrs. AWB 10/3594, AWB 10/3596 en AWB 10/3597) betreffende aan
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

De Staatsecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Aan het middel ligt ten grondslag het uitgangspunt dat belanghebbende in de onderhavige periode voor de activiteiten van Handelsonderneming […] is aan te merken als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Uit het heden in de zaak met nummer 14/00097 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht, volgt dat dat uitgangspunt niet juist is. Het middel faalt derhalve.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 478.