ECLI:NL:HR:2015:149

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14/00100
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van belanghebbende tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake aanslag inkomstenbelasting 2004

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het betreft een geschil over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De uitspraak van het Hof was gedaan op 28 november 2013 en had betrekking op de nrs. 12/00675 en 12/00690, waarbij het Hof de aanslag had verminderd tot nihil.

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld. Belanghebbende heeft vier middelen voorgesteld, terwijl de Staatssecretaris één middel heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot cassatie, aangezien het Hof de aanslag al had verminderd tot nihil.

Daarnaast heeft de Hoge Raad het middel van de Staatssecretaris beoordeeld, dat was gebaseerd op de stelling dat ten onrechte omzetbelasting over het jaar 2004 was nageheven. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest in een vergelijkbare zaak, waarin werd vastgesteld dat het uitgangspunt van de Staatssecretaris onjuist was. Daarom faalde ook dit middel.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond verklaard. Tevens is er een griffierecht van € 478 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

30 januari 2015
Nr. 14/00100
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 28 november 2013, nrs. 12/00675 en 12/00690, op het hoger beroep van belanghebbende alsmede het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 12/2931) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen onderscheidenlijk één middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen

Aangezien het Hof de aanslag heeft verminderd tot nihil en de middelen niet strekken tot (verdere) vermindering van het door het Hof vastgestelde verlies van het onderhavige jaar kunnen de middelen niet tot cassatie leiden.

3.Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel

Aan het middel ligt ten grondslag het uitgangspunt dat van belanghebbende ten onrechte omzetbelasting over het jaar 2004 is nageheven. Uit het heden in de zaak met nummer 14/00097 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad volgt evenwel dat dat uitgangspunt onjuist is. Het middel faalt derhalve.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 478.