ECLI:NL:HR:2015:1483

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
15/00431
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake S&O-verklaring

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X1] B.V. en [X2] B.V. tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 18 december 2014, met de nummers 13/9 en 13/11. De uitspraak betreft besluiten die zijn genomen op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De belanghebbenden hebben in cassatie enkele klachten ingediend tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en vastgesteld dat de in cassatie bestreden uitspraak van het College betrekking heeft op een S&O-verklaring, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Wet. Volgens artikel 30, lid 4, van de Wet kan beroep in cassatie worden ingesteld ter zake van schending van bepaalde artikelen met betrekking tot de definities van 'inhoudingsplichtige', 'aangiftetijdvak', 'loon', 'onderneming', 'fiscale eenheid' en 'werknemer'. Echter, het cassatieberoep is niet ingesteld op basis van een dergelijke schending, waardoor de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in overweging genomen en is van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2015 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

5 juni 2015
Nr. 15/00431
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1] B.V. en [X2] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
College van Beroep voor het bedrijfslevenvan 18 december 2014, nrs. 13/9 en 13/11, betreffende besluiten ingevolge de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: de Wet).

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden heeft tegen de uitspraak van het College beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.

2.Beoordeling van de klachten

De in cassatie bestreden uitspraak van het College betreft een S&O-verklaring als bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Wet. Beroep in cassatie tegen een zodanige uitspraak kan ingevolge artikel 30, lid 4, van de Wet worden ingesteld ter zake van schending van de artikelen 1 en 2 van de Wet met betrekking tot het bepaalde omtrent de begrippen ‘inhoudingsplichtige’, ‘aangiftetijdvak’, ‘loon’, ‘onderneming’, ‘fiscale eenheid’ en ‘werknemer’. Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van een zodanige schending. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2015.