In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 18 december 2014, nr. 13/10. Het beroep in cassatie was gericht tegen een beslissing die betrekking had op een S&O-verklaring, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het College, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep niet was ingesteld ter zake van schending van de relevante artikelen van de Wet, waardoor de klachten niet ontvankelijk waren. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren.