ECLI:NL:HR:2015:146

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14/00098
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over voorlopige aanslag inkomstenbelasting en omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 28 november 2013, waarin het hoger beroep van de belanghebbende en de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda werd behandeld. De Rechtbank had in deze zaak een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003 opgelegd aan de belanghebbende.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ongegrond verklaard. Het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld, was gebaseerd op de stelling dat er ten onrechte omzetbelasting over het jaar 2003 was nageheven. Echter, de Hoge Raad verwees naar een eerder arrest in een vergelijkbare zaak (nummer 14/00097) en concludeerde dat het uitgangspunt van de Staatssecretaris onjuist was. Hierdoor faalde het middel en werd de uitspraak van het Hof bevestigd.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren D.G. van Vliet en P.M.F. van Loon, en is in het openbaar uitgesproken. Tevens werd er een griffierecht van € 478 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

30 januari 2015
Nr. 14/00098
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's‑Hertogenboschvan 28 november 2013, nrs. 12/00671 en 12/00691, op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) alsmede het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/3587) betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

De Staatsecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Aan het middel ligt ten grondslag het uitgangspunt dat van belanghebbende ten onrechte omzetbelasting over het jaar 2003 is nageheven. Uit het heden in de zaak met nummer 14/00097 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad volgt evenwel dat dat uitgangspunt onjuist is. Het middel faalt derhalve.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 478.