ECLI:NL:HR:2015:1457

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
14/01885
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Slagende bewijsklacht opzettelijk voordeel trekken uit steunfraude

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1972, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak waarin hem werd verweten opzettelijk voordeel te hebben getrokken uit steunfraude, in strijd met artikel 416.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte en een medeverdachte, aangeduid als X, woonden feitelijk samen en maakten gebruik van geld dat door X was verkregen via een bijstandsuitkering. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen niet voldoende aantoonden dat de verdachte wist dat X niet voldeed aan de inlichtingenverplichtingen van de Wet werk en bijstand. De Hoge Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit door misdrijf verkregen geld. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat het middel slaagde. De uitspraak van het Gerechtshof werd vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

2 juni 2015
Strafkamer
nr. S 14/01885
ABG/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 1 april 2014, nummer 21/004717-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel behelst de klacht dat het onder 3 bewezenverklaarde opzettelijk voordeel trekken uit steunfraude niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 31 januari 2012 in de gemeente Almelo, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld, te weten geld van een door [betrokkene 1], met wie hij, verdachte duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde als bedoeld in de Wet werk en bijstand, door middel van het door die [betrokkene 1] opzettelijk niet voldoen aan de inlichtingenverplichting uit hoofde van de Wet werk en bijstand verkregen uitkering, welk geld geheel of gedeeltelijk werd besteed aan het huishouden waarvan hij, verdachte deel uitmaakte."
3.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"31. Het in de wettelijke vorm opgemaakte relaas proces-verbaal dossiernummer 2012/40, gesloten en getekend op 28 juni 2012 door [verbalisant], sociaal rechercheur bij de Sociale Recherche Twente, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van bevindingen van verbalisant:
Volgens informatie van de gemeentelijke basisadministratie te Almelo staat [verdachte] sinds 10-12-2002 ingeschreven op het adres [a-straat] te [plaats]. In de periode van 16-03-2011 tot en met 10-02-2012 stonden op het adres ingeschreven [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Vanaf 26-06-2009 staat ingeschreven op het adres [betrokkene 4].
Op 31 januari 2012 heeft er een doorzoeking plaats gevonden op het adres [b-straat] te [plaats]. Het betreft hier het adres van [betrokkene 1]. Tijdens de doorzoeking zijn diverse documenten in beslag genomen, waaronder:
• Medicijnen te naam gesteld van [verdachte]
• Rijbewijs [verdachte]
• Bankafschriften ten name van [verdachte]
• Handgeschreven machtiging van [verdachte]. Letterlijke tekst: "Hierbij machtig ik [verdachte], dat [betrokkene 1] geld van mijn rekening af mag halen. Gelieve uw medewerking. Bij voorbaat dank, [verdachte]." Voorzien van handtekening.
• Gedateerde post allemaal te naam gesteld van [verdachte]
32. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage 16 van het proces-verbaal dossiernummer 2012006096) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Ik heb sinds 2005 een bijstandsuitkering. Sinds ik op dit adres, [b-straat] te [plaats] woon, heb ik een uitkering. [verdachte] slaapt zo'n vier à vijf nachten per week bij mij. Soms is het wel vijf nachten in de week. Ik heb nooit gemeld bij de Sociale Dienst dat [verdachte] bij mij is een aantal keren in de week. [verdachte] heeft mij zijn bankpas gegeven. De pincode heb ik ook. [verdachte] heeft een SNS-rekening.
33. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage 13 van het proces-verbaal dossiernummer 2012006096) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben omstreeks maart/april 2011 naar Almelo gekomen.
De eigenaar van [A], [betrokkene 5], heeft gezegd dat wij de [a-straat] konden huren. De sleutel hebben wij van [betrokkene 5] gekregen. Wij betalen € 500, per maand inclusief. Ik betaal in het restaurant [A] aan [betrokkene 5] of [verdachte].
Toen wij in het huis kwamen was deze gedeeltelijk gemeubileerd. [betrokkene 5] en [verdachte] komen alleen bij ons bijvoorbeeld als ik te laat ben met betalen. Ze bellen dan aan. Mijn zwager woont nu vijf maanden bij ons in. Hij betaalt ook op dezelfde manier aan [betrokkene 5] en [verdachte] in restaurant [A].
Toen wij kwamen aan de [a-straat] toen heeft [verdachte] al zijn spullen, met name kleding opgehaald en meegenomen. Hij heeft er nu geen spullen meer.
Toen wij kwamen was er geen gas, water of elektra. Wij hebben altijd met z'n drieën gewoond.
34. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 19 oktober 2012 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
[betrokkene 1] had een uitkering van de Sociale Dienst. Meestal ging ik na het werk naar de [b-straat] en dan gingen we eten en een film kijken. Soms bleef ik ook slapen. [betrokkene 1] deed de boodschappen. Ik betaalde daar niet voor. Het kan zijn dat ik aan [betrokkene 1] mijn bankpasje en een machtiging voor geldopname heb gegeven."
3.4.
Uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit door misdrijf verkregen geld. Uit de bewijsmiddelen heeft het Hof weliswaar kunnen afleiden dat de verdachte en [betrokkene 1] in de tenlastegelegde periode feitelijk samenwoonden en dat de verdachte gebruik maakte van geld van [betrokkene 1] dat werd besteed aan dit huishouden, maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan volgen dat de verdachte wist dat [betrokkene 1] niet had voldaan aan de inlichtingenverplichtingen uit hoofde van de Wet werk en bijstand, dat zij aldus onjuiste gegevens had verstrekt en op grond van die gegevens een uitkering had genoten en dat derhalve sprake was van geld dat door misdrijf was verkregen.
3.5.
Het middel slaagt.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juni 2015.