ECLI:NL:HR:2015:1453

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
14/02182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest wegens niet-nakoming van het voorschrift van art. 51 Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het hof, dat op 26 september 2013 had plaatsgevonden. De advocaat van de verdachte, mr. R.B. Schmidt, had een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd over de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit voorschrift vereist dat een afschrift van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep aan de raadsman van de verdachte wordt gezonden.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof bekend was met het feit dat de verdachte zich had laten bijstaan door een raadsman. Desondanks was er geen bewijs dat een afschrift van de oproeping aan de raadsman was verzonden. Dit leidde tot de conclusie dat de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51.2 Sv een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten de tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg stond. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesrechtelijke voorschriften, in het bijzonder die welke de rechten van de verdachte waarborgen. De Hoge Raad bevestigde dat de niet-nakoming van deze voorschriften ernstige gevolgen kan hebben voor de geldigheid van de procedure en de uitspraak van het hof.

Uitspraak

2 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02182
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 september 2013, nummer 21/002122-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd, doordat is verzuimd een afschrift van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2013 aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2013 houdt onder meer het volgende in:
"Naar aanleiding van het door de raadsman van verdachte, mr F.N. Dijkers, bij brief van 15 januari 2013 gedaan verzoek schorst het hof, gehoord de advocaat-generaal, het onderzoek voor onbepaalde tijd in het belang van de verdediging, met bevel tot oproeping van verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip en met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman van verdachte, alsmede met kennisgeving van dat tijdstip aan de benadeelde partij."
2.2.2.
Hieruit volgt dat het Hof ermee bekend was dat zich een raadsman voor de verdachte had gesteld. Bij de stukken van het geding bevindt zich het dubbel van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2013. Noch uit mededelingen gesteld op dat dubbel noch uit enig ander aan de Hoge Raad gezonden stuk kan blijken dat een afschrift van die oproeping aan de raadsman is gezonden.
2.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2013, naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen, houdt in dat aldaar noch de verdachte noch diens raadsman is verschenen.
2.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van voormelde oproeping het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 Sv niet is nageleefd.
Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.
2.4.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juni 2015.