Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
2 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor diefstal en oplichting. De raadsman van de verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het Hof volstond met een opgave van de bewijsmiddelen zonder deze voldoende te motiveren. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de beslissingen over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, de vordering van de benadeelde partij en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de raadsman vrijspraak had bepleit. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.