ECLI:NL:HR:2015:1415

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
29 mei 2015
Zaaknummer
15/00786
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van een beroep in cassatie inzake omgangsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de man tegen de beschikkingen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Leeuwarden en het gerechtshof, die betrekking hadden op een omgangsregeling met betrekking tot zijn kinderen. De vrouw, de verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Procureur-Generaal heeft het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was gebaseerd op het feit dat de man klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheidseisen in cassatieprocedures en de rol van de Procureur-Generaal in dergelijke zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president van de Hoge Raad, E.J. Numann, en ondertekend door de raadsheren die de beschikking hebben gegeven.

Uitspraak

29 mei 2015
Eerste Kamer
15/00786
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.L. van Lookeren Campagne,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 105557/FA RK 10-1174 van de rechtbank Leeuwarden van 2 maart 2011;
b. de beschikking in de zaak C/17/105557/FA RK 10-1174 van de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2013;
c. de beschikkingen in de zaak 200.127.890/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 december 2013,
11 februari 2014 en 18 november 2014.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 6 - 7).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
29 mei 2015.