Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
27 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, van 24 augustus 2012. De aanvrager, geboren in 1990, was bij verstek veroordeeld tot een hechtenis van twee weken wegens overtreding van artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. De aanvraag tot herziening werd ingediend door mr. R. Müller, advocaat te Alphen aan den Rijn.
De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde gronden voor herziening niet voldeden aan de eisen die in de wet zijn gesteld. Er was geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszitting, en die een ernstige twijfel zouden kunnen wekken over de uitkomst van de zaak.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen. De beslissing werd genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Het arrest is niet ondertekend door de raadsheren Balkema en Ilsink, omdat zij buiten staat waren om dit te doen.