ECLI:NL:HR:2015:1364

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
14/01133
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van Gemeente Nijkerk tegen naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Gemeente Nijkerk tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De zaak betreft een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem, die op 27 april 2012 door de Hoge Raad is vernietigd. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Gemeente Nijkerk heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 23 januari 2014, waarin de naheffingsaanslag werd gehandhaafd.

Tijdens de procedure heeft de Gemeente Nijkerk twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop de Gemeente Nijkerk een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat middel 1 faalt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van dezelfde datum, nummer 14/01134. Middel 2 werd terecht voorgesteld, maar kon niet tot cassatie leiden, omdat het bedrag aan overdrachtsbelasting al was meegenomen in het eerder genoemde arrest.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2015.

Uitspraak

29 mei 2015
Nr. 14/01133
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Gemeente Nijkerkte
Nijkerk(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 23 januari 2014, nr. 12/00201, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (nrs. 09/00318 tot en met 09/00323) is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 27 april 2012, nr. 10/04034, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

3.1.
Middel 1 faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 14/01134 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad.
3.2.
Middel 2 wordt terecht voorgesteld. Het kan echter niet tot cassatie leiden, aangezien met het bedrag aan overdrachtsbelasting rekening is gehouden in het hiervoor in 3.1 bedoelde arrest.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2015.