Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 14 juni 2013 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 26 mei 2015 het beroep verworpen, waarmee het arrest van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.