Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 juni 2014 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1961, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof in de strafzaak met nummer 22/003833-12. De verdediging werd gevoerd door mr. D. Koningsbloem, advocaat te 's-Hertogenbosch, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.
Op 26 mei 2015 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.