ECLI:NL:HR:2015:1335

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
13/02974
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag inzake oplichting door samenweefsel van verdichtsels

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 juni 2013. De verdachte, geboren in 1962, was in cassatie gegaan tegen een veroordeling voor oplichting, waarbij hij door middel van een samenweefsel van verdichtsels verschillende personen had bewogen tot het afgeven van geld en goederen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de feiten 1, 3, 4 en 5 niet voldoende gemotiveerd was, omdat de onwaarheid van de mededelingen van de verdachte niet zonder meer uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de beoordeling van de waarheidsgetrouwe aard van de verklaringen van de verdachte.

Uitspraak

26 mei 2015
Strafkamer
nr. S 13/02974
AJ/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 juni 2013, nummer 22/005617-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.C. Peterse, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring onder 1, 3, 4 en 5 voor zover telkens inhoudende dat sprake is van een "samenweefsel van verdichtsels" ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"l.
hij op 26 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 1] (van Hotel [A]) heeft bewogen tot de afgifte van 25 euro en een pakje sigaretten en een hoeveelheid bier, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - aan die [betrokkene 1] verteld dat hij, verdachte, in Vietnam was beroofd en dat zijn, verdachte's vriend(en) zou(den) komen met 600 euro zodat hij, verdachte, alles kon betalen;
3.
hij in de periode van 5 juli 2011 tot en met 14 juli 2011 te Rotterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, namelijk het meerdere malen die [verdachte] vervoeren in een taxi van die [betrokkene 2] (ter waarde van ongeveer 400 euro) en het betalen/voorschieten van een hotelovernachting voor die [verdachte], hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [betrokkene 2] verteld dat hij, verdachte, zijn portemonnee kwijt was en dat hij zijn portemonnee mogelijk in het ziekenhuis had verloren en
- die [betrokkene 2] verteld dat hij, verdachte, zijn vrouw in Singapore zou bellen om haar te vragen het geld voor de taxirit over te maken en
- die [betrokkene 2] verteld dat hij, verdachte, zakenman was en dat hij een bedrijf op wilde starten in Nederland en
- die [betrokkene 2] gevraagd of die interesse had om voor hem, verdachte, te komen werken en
- met die [betrokkene 2] naar een Mercedes dealer en naar een Mini Cooper dealer gereden en daar twee auto's gekocht en
- met die [betrokkene 2] en diens vrouw een gesprek gevoerd over de werkzaamheden die [betrokkene 2] dan voor verdachte zou gaan verrichten, waardoor [betrokkene 2] werd bewogen tot bovenomschreven dienstverlening;
4.
hij op 27 juli 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 3] (winkelbedrijf [B]) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid kleding (ter waarde van 135 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die [betrokkene 3] verteld dat hij een paar weken geleden uit Singapore naar Den Haag was gekomen en
- dat hij een reis had gemaakt naar Zürich en dat hij onderweg een ongeluk had gekregen en opgenomen was geweest in een ziekenhuis en
- dat hij op zijn verzoek overgebracht was naar het Bronovo ziekenhuis in 's-Gravenhage en
- dat ergens al zijn spullen, waaronder zijn kleding en zijn pinpassen en zijn paspoort zoekgeraakt waren en
- dat hij, verdachte, zijn vrouw opdracht zou geven om het geld voor de kleding over te maken, waardoor die [betrokkene 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in de periode van 24 juli 2011 tot en met 25 juli 2011 te Leiden met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (respectievelijk eigenaar en medewerkster van Hotel [C]) heeft bewogen tot de afgifte van een ontbijt en/of tot het verlenen van een dienst, namelijk een overnachting in een hotelkamer, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die [betrokkene 5] verteld dat hij in Singapore woonde en dat zijn vrouw op doorreis naar Parijs naar Leiden zou komen om de kamer te betalen en
- verteld dat zijn, verdachtes vrouw, zijn paspoort had en dat het hem daarom niet lukte een bankrekening te openen en
- mails getoond waarin hij zijn bedrijf verzoekt geld over te maken naar Nederland en
- een mail gestuurd waarin hij, verdachte, schrijft dat hij de volgende dag over geld zou beschikken en dan de hotelrekening zou betalen, waardoor [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (respectievelijk eigenaar en medewerkster van Hotel [C]) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011159918-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 87-89):
als de op 30 juli 2011 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben werkzaam in Hotel [A] te Den Haag. Op 26 juni 2011 kwam er een man binnen. De man vertelde een zielig verhaal. Het kwam erop neer dat hij in Vietnam was beroofd en dat hij dus niks had. Hij vroeg om een kamer. Uiteindelijk had ik nog een kamer. Hij zei dat een vriend of vrienden zouden komen met 600 euro en dat hij dan zou betalen. Hij vroeg of hij 25 euro kon lenen om een telefoon te regelen. Ik heb hem 25 euro gegeven. Ik heb hem ook zes bier gegeven en een pakje sigaretten gegeven. Hij kwam nog een keer terug om te zeggen dat zijn vrienden zouden komen. Maar toen was het mij wel duidelijk dat ik mijn geld niet meer terug kreeg.
Hij heeft een laissez passer als borg achtergelaten. Ik voel mij opgelicht door deze man, die volgens het laissez passer [verdachte] heet.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011158003-21. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 105-106):
als de op 31 juli 2011 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb aan de jongen in een hotel in Den Haag gevraagd of ik geld kon lenen om de telefoon te kopen. Ik moest wat mensen bellen en ik kwam net uit Amsterdam. Ik heb mijn laissez passer als onderpand gegeven. Ik heb wat gedronken en hij heeft wat geld gegeven voor de telefoon. Dat was bij Hotel [A]. Ik moet de jongen nog terug betalen.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011159153-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 82-83):
als de op 29 juli 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Op 12 juli 2011 was ik als taxichauffeur werkzaam in Rotterdam. Ik heb een man, genaamd [verdachte], op 12 juli 2011 opgepikt in Rotterdam. Ik heb [verdachte] naar het City hotel gebracht. Hier zei [verdachte] dat hij zijn portemonnee kwijt was en niet kon betalen. [verdachte] zei dat hij zijn portemonnee mogelijk in het ziekenhuis had verloren. Ik heb [verdachte] toen naar het Rotterdam Airport hotel gebracht. Hier heb ik voor [verdachte] een kamer geboekt. [verdachte] verklaarde dat wanneer hij naar zijn vrouw in Singapore had gebeld, zij dan geld naar hem zou overmaken, zodat hij mij kon betalen.
[verdachte] zei dat hij een zakenman was en dat hij een bedrijf wilde opstarten in Nederland. Hij vroeg of ik interesse had om met hem samen te werken. Ik moest dan mensen voor hem rondrijden. Deze avond heb ik een kamer voor [verdachte] bij het City Hotel geboekt. De volgende ochtend zou ik met mijn vrouw en met [verdachte] gaan praten over het zakelijke voorstel dat hij mij had gedaan.
Ik ben met [verdachte] meegegaan naar de Mercedesdealer en naar de Mini Cooperdealer. Bij beide dealers heeft [verdachte] een auto gekocht. Woensdagochtend heb ik in het City Hotel met mijn vrouw en [verdachte] gesproken, dit is de laatste keer dat ik [verdachte] heb gezien of gesproken. Ik heb [verdachte] rondgereden in mijn taxi, ik heb het Airport Hotel en het City Hotel betaald.
4. Een geschrift, zijnde een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 2):
De totale schade bestaat uit de volgende posten:
1. 10-7-2011 Taxirit € 68,-
4. Dagopbrengst + wachttijd € 360,-.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011158003-16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 100-101):
als de op 30 juli 2011 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben op 12 juli 2011 opgepikt door een taxichauffeur genaamd [betrokkene 2]. Hij heeft geld betaald. Volgens mij was dit voor twee hotelovernachtingen en een rit. Hij heeft een rit gemaakt naar [...] en de volgende dag hebben wij gesproken over zaken doen en werk. De volgende dag zijn wij in Den Haag op pad geweest. Ik moet hem nog betalen.
Ik ben in Den Haag bij Mercedes en Mini Cooper auto's gaan bekijken. Ik wilde een auto kopen. Toen hebben we een deal gesloten en die heb ik de maandag erop geannuleerd.
6. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011158003-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 31-33):
als de op 27 juli 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Ik heb een winkel genaamd [B] te Den Haag. Op 27 juli 2011 kwam er een man de winkel binnen. De man zei dat hij een paar weken geleden uit Singapore naar Den Haag was gekomen. Hij had een reis gemaakt naar Zürich, maar had onderweg in Duitsland een ongeluk gekregen. In Duitsland was hij opgenomen geweest in het ziekenhuis en op zijn verzoek overgebracht naar Den Haag, naar het Bronovo ziekenhuis. Ergens waren al zijn spullen, waaronder zijn kleding, zijn pinpassen en zijn paspoort zoekgeraakt. Hij had nu dus helemaal niets meer. De man heeft wat kleding gepast en uiteindelijk zei hij tegen mij dat hij alle kleding wilde hebben. Hij vertelde na het passen dat hij zijn vrouw opdracht zou geven om het geld over te maken. Hij is uiteindelijk in de nieuwe kleding uit mijn winkel weggegaan.
7. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 28 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011158003-9. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 36):
als de op 28 juli 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
[verdachte] heeft kleding meegenomen voor een bedrag van 135,- Euro.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011158003-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 55):
als de op 27 juli 2011 afgelegde verklaring van de verdachte:
Het enige dat ik nu aan heb is uit de winkel en dat is een trui, broek en jas. Mijn oude kleding ligt in de winkel.
9. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 augustus 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1644 2011116049-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 125-126):
als de op 3 augustus 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik ben de eigenaar van hotel [C] te Leiden. Op 24 juli 2011 was een van mijn medewerksters, [betrokkene 5], werkzaam achter de receptie van het hotel. Er kwam een man binnen en hij vertelde dat hij een tweepersoonskamer wilde huren voor meerdere nachten. De man vulde het registratieformulier in met de gegevens: [verdachte], wonende te Singapore. De man kreeg niet direct een kamersleutel, omdat hij vertelde dat hij nog niet kon betalen. Zijn vrouw was namelijk onderweg naar Parijs, maar zij zou langskomen om te betalen.
Uiteindelijk is hem toch een kamersleutel gegeven.
De volgende dag, 25 juli 2011, was zijn vrouw nog niet komen opdagen. De man heeft een aantal uren achter de computer gezeten om te kijken of hij geld hiernaartoe kon krijgen. Ik heb diverse mails van hem gekregen met daarin de correspondentie naar diverse personen. Het is de man niet gelukt om geld gestort te krijgen, want hij wilde een rekening openen bij de bank, maar daar heb je een legitimatiebewijs voor nodig en dat had hij op dit moment niet. Zijn vrouw had namelijk ook zijn paspoort. De man heeft het hotel verlaten en zou voor 16.00 uur terugkomen om de rekening te voldoen. De rekening betreft een overnachting met ontbijt. Ik ontving later op de avond nog wel een mail van de man met de volgende tekst: Ik kan helaas niet eerder dan morgenochtend over geld beschikken. Ik betreur dit ten zeerste maar daar verandert even niets aan. Direct nadat ik erover beschik wordt het bedrag van de overnachting aan u overhandigd.
Tot op heden heb ik nog geen betaling van de man gekregen.
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511/2011/160588. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 144):
als de op 8 augustus 2011 afgelegde verklaring van de verdachte:
Het kan dat ik op 24 juli 2011 in Hotel Minerva te Leiden heb geslapen. Die rekening is volgens mij niet betaald. Ik heb gegevens van het hotel doorgespeeld naar mijn bedrijf. Ik heb het hotel de e-mail overhandigd."
2.4.
De bewezenverklaring onder 1, 3, 4 en 5, voor zover telkens inhoudende dat sprake is van een "samenweefsel van verdichtsels", kan niet uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid, nu daaruit de onwaarheid van de telkens bewezenverklaarde mededelingen van de verdachte niet zonder meer volgt. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3 Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 mei 2015.