ECLI:NL:HR:2015:130

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
14/00016
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tijdige indiening hoger beroep en volmachtverlening

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was gedagvaard voor een zitting op 22 januari 2013, maar verscheen niet. Het vonnis werd op dezelfde dag bij verstek gewezen. De verdachte stelde op 7 februari 2013 hoger beroep in, maar de volmacht hiervoor was op 5 februari 2013 bij de griffie ingekomen. De medewerker van de griffie twijfelde aan de geldigheid van de volmacht, omdat deze was ondertekend met 'p/o' en een onleesbare handtekening. De advocaat heeft op 6 februari 2013 een nieuwe volmacht ingediend, die wel correct was ondertekend. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat het niet binnen de wettelijke termijn was ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende aandacht heeft besteed aan de ingediende volmacht van 5 februari 2013 en dat de verdachte niet kan worden tegengeworpen dat de griffiemedewerker niet eerder een akte heeft opgemaakt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

27 januari 2015
Strafkamer
nr. 14/00016
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige kamer, van 25 oktober 2013, nummer 23/000639-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het ingestelde hoger beroep, althans zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd, op de grond dat de verdachte niet binnen veertien dagen na het gewezen vonnis hoger beroep heeft ingesteld. Daartoe wordt aangevoerd dat een schriftelijke volmacht als bedoeld in art. 450 Sv "reeds op 5 februari 2013, derhalve op de veertiende dag nadat het vonnis was gewezen", ter griffie van de Rechtbank is binnengekomen.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep. Het bestreden arrest houdt als motivering van het Hof het volgende in:
"De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op
22 januari 2013 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding is de verdachte op 8 januari 2013 in persoon uitgereikt. De verdachte is op 22 januari niet ter terechtzitting verschenen. Tegen het vonnis van de politierechter van 22 januari 2013 is namens de verdachte eerst op 7 februari 2013 hoger beroep ingesteld, waarvoor de volmacht op 6 februari 2013 ter griffie van de rechtbank Amsterdam is binnen gekomen.
Op grond van het hiervoor overwogene had de verdachte op grond van artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, het recht binnen veertien dagen na het vonnis hoger beroep in te stellen. De verdachte heeft echter niet binnen de termijn van veertien dagen appèl aangetekend. Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard."
2.3.
Aan de stukken van het geding kan, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende worden ontleend:
(i) De dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam van 22 januari 2013 is op 8 januari 2013 in persoon uitgereikt aan de verdachte.
(ii) Op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 januari 2013 is noch de verdachte noch een gemachtigde raadsman verschenen. Vervolgens heeft de Politierechter de verdachte bij vonnis van diezelfde datum bij verstek veroordeeld.
(iii) Een aan de "akte instellen rechtsmiddel" gehecht faxbericht van 5 februari 2013 (ontvangsttijd 16:53 uur) houdt in dat mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam, een schriftelijke bijzondere volmacht heeft verleend aan een medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Amsterdam om namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter. Deze volmacht is "p/o" namens mr. Maat door een onbekende ander ondertekend. Op de volmacht staan handgeschreven aantekeningen, die kennelijk van de griffie afkomstig zijn. Daarbij is zowel het (onjuiste) parketnummer als de vermelding "p/o" omcirkeld. Uit de aantekeningen kan worden afgeleid dat een griffiemedewerker van de Rechtbank op 5 februari 2013 drie maal tevergeefs heeft getracht telefonisch contact op te nemen met mr. Maat en dat de griffiemedewerker op 6 februari 2013 wel telefonisch contact heeft gehad met haar secretaresse. Daarbij heeft de griffiemedewerker aan de advocaat kennelijk de kwestie van de ondertekening en van de verschrijving in de weergave van het parketnummer doorgegeven.
(iv) Een tweede aan de "akte instellen rechtsmiddel" gehecht faxbericht van 6 februari 2013 (ontvangsttijd 15:48 uur) houdt in dat mr. C. Maat (nogmaals) een schriftelijke bijzondere volmacht heeft verleend aan een medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Amsterdam om namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter. Deze volmacht is wel door mr. Maat zelf ondertekend, met vermelding van het juiste parketnummer.
(v) Vervolgens is op 7 februari 2013 de akte rechtsmiddel opgemaakt. De akte vermeldt dat de bijbehorende volmacht op 6 februari 2013 is ontvangen.
(vi) Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2013 blijkt dat de verdachte niet op die terechtzitting is verschenen. Als raadsvrouwe van de verdachte is mr. Maat aanwezig. Zij verklaart niet door de verdachte bepaaldelijk te zijn gemachtigd om de verdediging te voeren. Het Hof verleent vervolgens verstek tegen de niet verschenen verdachte en doet op diezelfde datum uitspraak.
2.4.1.
Op 5 februari 2013 - de laatste dag van de appeltermijn - is de hiervoor in 2.3 onder (iii) bedoelde volmacht bij (fax)brief van die datum bij de griffie ingekomen. Niet in geschil is dat de in de brief opgenomen schriftelijke volmacht inhoudt: de verklaring van de advocaat mr. Maat dat zij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv), de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv) en het adres dat door de verdachte is opgegeven voor toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
2.4.2.
De medewerker van de griffie heeft zich kennelijk op het standpunt gesteld dat door ondertekening van deze brief "p/o C. Maat" met een onleesbare handtekening niet de vereiste zekerheid bestaat dat de bijzondere schriftelijke volmacht afkomstig is van de advocaat mr. C. Maat, en heeft aan de advocaat de gelegenheid gegeven aan die onzekerheid een eind te maken, hetgeen bij de hiervoor in 2.3 onder (iv) bedoelde (fax)brief is gebeurd. De medewerker van de griffie heeft de brief van 5 februari 2013 terecht bij de stukken van het geding gevoegd die hij aan het Hof heeft doen toekomen, nu het niet de medewerker van de griffie maar de rechter is die beslist of het rechtsmiddel tijdig en op de juiste wijze is ingesteld (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009: BJ7810, rov. 3.8).
2.4.3.
Het Hof heeft bij zijn oordeel dat namens de verdachte te laat hoger beroep is ingesteld niet kenbaar aandacht besteed aan de op 5 februari 2013 bij de griffie ingekomen bijzondere schriftelijke volmacht, de ondertekening van die brief en de samenhang met de door mr. Maat zelf ondertekende brief van 6 februari 2013. De omstandigheid dat de medewerker van de griffie niet op 5 februari 2013 een akte instellen hoger beroep heeft opgemaakt, maar eerst op 7 februari 2013, met aanhechten van de faxbrieven van 5 en van 6 februari 2013, kan de verdachte niet worden tegengeworpen.
Uit de bij de schriftuur overgelegde verklaringen, aan de juistheid en betrouwbaarheid waarvan niet getwijfeld behoeft te worden, is het de kantoorgenoot van mr. Maat, mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, geweest die bij wege van confraternele hulp de brief van 5 februari 2013 "p/o mr. C. Maat" heeft ondertekend. Daaruit volgt dat geen onzekerheid bestaat dat een door de verdachte bepaaldelijk gemachtigde advocaat de bijzondere schriftelijke volmacht heeft verleend.
In die omstandigheden is het oordeel van het Hof dat tegen het vonnis van de Politierechter namens de verdachte "eerst op 7 februari 2013 hoger beroep is ingesteld" niet begrijpelijk.
2.4.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 januari 2015.