2.3.Aan de stukken van het geding kan, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende worden ontleend:
(i) De dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam van 22 januari 2013 is op 8 januari 2013 in persoon uitgereikt aan de verdachte.
(ii) Op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 januari 2013 is noch de verdachte noch een gemachtigde raadsman verschenen. Vervolgens heeft de Politierechter de verdachte bij vonnis van diezelfde datum bij verstek veroordeeld.
(iii) Een aan de "akte instellen rechtsmiddel" gehecht faxbericht van 5 februari 2013 (ontvangsttijd 16:53 uur) houdt in dat mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam, een schriftelijke bijzondere volmacht heeft verleend aan een medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Amsterdam om namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter. Deze volmacht is "p/o" namens mr. Maat door een onbekende ander ondertekend. Op de volmacht staan handgeschreven aantekeningen, die kennelijk van de griffie afkomstig zijn. Daarbij is zowel het (onjuiste) parketnummer als de vermelding "p/o" omcirkeld. Uit de aantekeningen kan worden afgeleid dat een griffiemedewerker van de Rechtbank op 5 februari 2013 drie maal tevergeefs heeft getracht telefonisch contact op te nemen met mr. Maat en dat de griffiemedewerker op 6 februari 2013 wel telefonisch contact heeft gehad met haar secretaresse. Daarbij heeft de griffiemedewerker aan de advocaat kennelijk de kwestie van de ondertekening en van de verschrijving in de weergave van het parketnummer doorgegeven.
(iv) Een tweede aan de "akte instellen rechtsmiddel" gehecht faxbericht van 6 februari 2013 (ontvangsttijd 15:48 uur) houdt in dat mr. C. Maat (nogmaals) een schriftelijke bijzondere volmacht heeft verleend aan een medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Amsterdam om namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter. Deze volmacht is wel door mr. Maat zelf ondertekend, met vermelding van het juiste parketnummer.
(v) Vervolgens is op 7 februari 2013 de akte rechtsmiddel opgemaakt. De akte vermeldt dat de bijbehorende volmacht op 6 februari 2013 is ontvangen.
(vi) Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2013 blijkt dat de verdachte niet op die terechtzitting is verschenen. Als raadsvrouwe van de verdachte is mr. Maat aanwezig. Zij verklaart niet door de verdachte bepaaldelijk te zijn gemachtigd om de verdediging te voeren. Het Hof verleent vervolgens verstek tegen de niet verschenen verdachte en doet op diezelfde datum uitspraak.
2.4.1.Op 5 februari 2013 - de laatste dag van de appeltermijn - is de hiervoor in 2.3 onder (iii) bedoelde volmacht bij (fax)brief van die datum bij de griffie ingekomen. Niet in geschil is dat de in de brief opgenomen schriftelijke volmacht inhoudt: de verklaring van de advocaat mr. Maat dat zij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv), de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv) en het adres dat door de verdachte is opgegeven voor toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
2.4.2.De medewerker van de griffie heeft zich kennelijk op het standpunt gesteld dat door ondertekening van deze brief "p/o C. Maat" met een onleesbare handtekening niet de vereiste zekerheid bestaat dat de bijzondere schriftelijke volmacht afkomstig is van de advocaat mr. C. Maat, en heeft aan de advocaat de gelegenheid gegeven aan die onzekerheid een eind te maken, hetgeen bij de hiervoor in 2.3 onder (iv) bedoelde (fax)brief is gebeurd. De medewerker van de griffie heeft de brief van 5 februari 2013 terecht bij de stukken van het geding gevoegd die hij aan het Hof heeft doen toekomen, nu het niet de medewerker van de griffie maar de rechter is die beslist of het rechtsmiddel tijdig en op de juiste wijze is ingesteld (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009: BJ7810, rov. 3.8).
2.4.3.Het Hof heeft bij zijn oordeel dat namens de verdachte te laat hoger beroep is ingesteld niet kenbaar aandacht besteed aan de op 5 februari 2013 bij de griffie ingekomen bijzondere schriftelijke volmacht, de ondertekening van die brief en de samenhang met de door mr. Maat zelf ondertekende brief van 6 februari 2013. De omstandigheid dat de medewerker van de griffie niet op 5 februari 2013 een akte instellen hoger beroep heeft opgemaakt, maar eerst op 7 februari 2013, met aanhechten van de faxbrieven van 5 en van 6 februari 2013, kan de verdachte niet worden tegengeworpen.
Uit de bij de schriftuur overgelegde verklaringen, aan de juistheid en betrouwbaarheid waarvan niet getwijfeld behoeft te worden, is het de kantoorgenoot van mr. Maat, mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, geweest die bij wege van confraternele hulp de brief van 5 februari 2013 "p/o mr. C. Maat" heeft ondertekend. Daaruit volgt dat geen onzekerheid bestaat dat een door de verdachte bepaaldelijk gemachtigde advocaat de bijzondere schriftelijke volmacht heeft verleend.
In die omstandigheden is het oordeel van het Hof dat tegen het vonnis van de Politierechter namens de verdachte "eerst op 7 februari 2013 hoger beroep is ingesteld" niet begrijpelijk.