ECLI:NL:HR:2015:1281

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
14/05621
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van belanghebbende tegen uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake belastingkwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, een Belgische vennootschap, tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 oktober 2014. Het Gerechtshof had eerder een uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank te Breda, die betrekking had op een door belanghebbende aan de Belastingdienst betaald bedrag. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank vernietigd.

Belanghebbende had een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en verklaarde het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk, verwijzend naar een eerder tussen dezelfde partijen gewezen arrest (14/05622).

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten behandeld. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende het door deze betaalde griffierecht van € 122 vergoedt, en dat de Inspecteur het bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 41 vergoedt, wat in totaal neerkomt op € 163. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

22 mei 2015
Nr. 14/05621
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 9 oktober 2014, nr. 12/00650, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 12/1882) betreffende een door [A] BVBA aan de Belastingdienst betaald bedrag.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk op de gronden die zijn vermeld in het heden tussen dezelfde partijen gewezen arrest 14/05622.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur,
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, en
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 122, en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank ten bedrage van € 41, derhalve in totaal € 163.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.