Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
3.Beoordeling van het vierde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
27 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 juli 2013 had plaatsgevonden. De zaak betreft de verdachte die veroordeeld was tot een bijzondere voorwaarde, namelijk het storten van € 500,- in het Schadefonds Openlijk Geweld. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. U. van Ophoven. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot een verbeterde lezing van de bijzondere voorwaarde, waarbij de termijn voor de storting van het bedrag moest worden aangepast. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof bij vergissing de termijn van drie maanden na de uitspraak niet correct had geformuleerd, waardoor de verplichting tot storting niet duidelijk was. De Hoge Raad heeft de bijzondere voorwaarde verbeterd, zodat deze nu luidt dat de veroordeelde het bedrag binnen drie maanden na de uitspraak die vatbaar is voor tenuitvoerlegging moet storten. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, omdat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke voorwaarden in strafzaken en de noodzaak om deze correct te formuleren.