ECLI:NL:HR:2015:1278

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
14/05556
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van belanghebbende tegen uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake belastingkwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, een Belgische vennootschap, tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij belanghebbende in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Breda. De Rechtbank had in haar uitspraak, genummerd AWB 11/6554, een bedrag vastgesteld dat door belanghebbende aan de Belastingdienst was betaald.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof, die op 9 oktober 2014 was gewezen onder nummer 12/00648, beroep in cassatie ingesteld. In het cassatieberoep heeft belanghebbende verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, verwijzend naar de gronden die zijn vermeld in een eerder gewezen arrest (14/05622) tussen dezelfde partijen. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof en de eerdere uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur vernietigd. Tevens is gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende het door deze betaalde griffierecht van € 122 vergoedt, evenals het griffierecht van € 115 dat bij het Hof en € 41 dat bij de Rechtbank is betaald, wat in totaal neerkomt op € 278.

Uitspraak

22 mei 2015
Nr. 14/05556
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 9 oktober 2014, nr. 12/00648, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 11/6554) betreffende een door [A] BVBA aan de Belastingdienst betaald bedrag.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk op de gronden die zijn vermeld in het heden tussen dezelfde partijen gewezen arrest 14/05622.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur,
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, en
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 122, en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 115 en het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank ten bedrage van € 41, derhalve in totaal € 278.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.