Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
19 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2012, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1951, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.K. Jap A Joe. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, specifiek wat betreft de hoogte van het opgelegde ontnemingsbedrag, en tot vermindering daarvan. Het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Bij de ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft gevolgen voor de opgelegde betalingsverplichting van € 138.000,-, die dient te worden verminderd.
In de slotsom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 133.000,- en het beroep voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 19 mei 2015 en is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.