ECLI:NL:HR:2015:1253

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
13/00564
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 1 februari 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1957, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Zilver. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Bij de beoordeling van de zaak constateerde de Hoge Raad dat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Ondanks deze constatering, en gelet op de opgelegde gevangenisstraf van zes weken aan de verdachte, besloot de Hoge Raad geen rechtsgevolg te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad volstond met de constatering dat de redelijke termijn was overschreden.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

19 mei 2015
Strafkamer
nr. 13/00564
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2013, nummer 20/001939-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes weken en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 mei 2015.