Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De Hoge Raad behandelt de klacht van de verdachte over de berekening van het aantal hennepplanten per vierkante meter en de daaruit voortvloeiende opbrengst. De verdachte stelt dat het Hof ten onrechte is uitgegaan van 20 hennepplanten per vierkante meter, terwijl dit in werkelijkheid 22,4 planten zou zijn. De Hoge Raad oordeelt echter dat deze onjuistheid niet tot cassatie leidt, omdat de uiteindelijke schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, rekening houdend met de door het Hof vastgestelde kiloprijs en aftrekbare kosten, niet significant afwijkt van het door het Hof vastgestelde bedrag van € 10.000,-. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van de uitspraak, aangezien de korting vanwege de overschrijding van de redelijke termijn al in het bedrag is verwerkt. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.