Omtrent de Nederlandse rechtsmacht houdt het vonnis van de Rechtbank het volgende in:
"1. De rechtbank zal, hoewel partijen hierover geen opmerkingen hebben gemaakt, eerst onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de feiten zoals deze zijn tenlastegelegd. In de tenlastelegging gaat het immers om feiten gepleegd buiten Nederland, tegen niet-Nederlandse slachtoffers door een verdachte die op dat moment niet de Nederlandse nationaliteit had.
2. Genocide en samenspanning tot genocide waren in de ten laste gelegde periode strafbaar gesteld in respectievelijk artikel 1, eerste en tweede lid 2 van de Uitvoeringswet Genocideverdrag (hierna ook: Uitvoeringswet). Opruiing tot genocide was strafbaar gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in samenhang met artikel 1, eerste lid van de Uitvoeringswet. De Nederlandse wetgever had niet voorzien in universele rechtsmacht. De Nederlandse strafwet was ingevolge artikel 5, lid 1 van de Uitvoeringswet wel toepasselijk op Nederlanders die zich buiten Nederland schuldig maakten aan genocide, samenspanning tot genocide en opruiing tot genocide. In artikel 5, lid 2 van de Uitvoeringswet was bovendien bepaald dat vervolging hiervoor ook kon plaatshebben indien de verdachte eerst na het begaan van het feit Nederlander was geworden. Dit is het geval. Verdachte heeft op 7 december 2004 de Nederlandse nationaliteit verkregen.
3. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de Wet internationale misdrijven (hierna ook: WIM), inwerking getreden op 1 oktober 2003, universele rechtsmacht heeft gevestigd inzake genocide, echter zonder daaraan terugwerkende bracht te verlenen. Sinds een wijziging van deze wet, inwerking getreden op 1 april 2012, is universele rechtsmacht gevestigd inzake genocide welke gepleegd is vanaf 24 oktober 1970.
4. Voor wat betreft de aan verdachte verweten oorlogsmisdrijven bepaalde artikel 3 van de Wet Oorlogsstrafrecht (WOS), inwerking getreden op 10 juli 1952 en geldend tot de invoering van de WIM, dat deze wet voor wat betreft de misdrijven omschreven in artikel 8 van die wet toepasselijk was op 'een ieder'. Ook de WIM kent voor deze misdrijven universele rechtsmacht.
5. Voor de tenlastegelegde moord geldt op grond van artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht naast het vereiste van de Nederlandse nationaliteit ook het vereiste van dubbele strafbaarheid. Ook hier kan vervolging plaatsvinden indien de verdachte eerst na het begaan van het feit Nederlander is geworden. Moord is in Nederland strafbaar gesteld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. In het Wetboek van Strafrecht van Rwanda zoals dit gold in 1994 was moord strafbaar gesteld in artikel 312.
6. Ingevolge artikel 15 van de WIM is deze rechtbank de bij uitsluiting bevoegde rechter om van de internationale misdrijven als aan verdachte tenlastegelegd kennis te nemen."