Uitspraak
verblijvende te Balkbrug,
zetelende te Arnhem,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De zaak betreft een betrokkene die verblijft te Balkbrug en die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 27 november 2014 in een eerdere beschikking geoordeeld over de situatie van de betrokkene, die kampt met een persoonlijkheidsstoornis en alcoholverslaving, en die als gevaarlijk werd beschouwd voor zichzelf en anderen.
De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank en constateert dat de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland niet is verschenen in de cassatieprocedure. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekt tot verwerping van het beroep in cassatie. De advocaat van de betrokkene heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de betrokkene, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, die de uitspraak heeft gedaan in aanwezigheid van de andere rechters.