ECLI:NL:HR:2015:1201

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
13/02138
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onttrekking aan het verkeer na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op de verwerving en het bezit van een motorfiets en motorblok, waarvan werd gesteld dat deze door misdrijf verkregen waren. De verdachte had verklaard dat hij erop vertrouwde dat het motorblok niet van diefstal afkomstig was, omdat het afkomstig zou zijn van de Dienst Domeinen. Het hof oordeelde dat er geen feiten en omstandigheden waren die de verklaring van de verdachte onaannemelijk maakten, en sprak hem vrij van opzet- of schuldheling.

Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen niet kon worden bevolen, omdat er geen vaststelling was gedaan dat een strafbaar feit was begaan. Volgens artikel 36b, eerste lid aanhef onder 3° van het Wetboek van Strafrecht kan onttrekking aan het verkeer alleen worden uitgesproken bij een rechterlijke uitspraak waarbij, ondanks vrijspraak, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan. Aangezien de verdachte was vrijgesproken en er geen bewijs was voor een strafbaar feit, was niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor onttrekking aan het verkeer.

De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking had op de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

14 april 2015
Strafkamer
nr. 13/02138
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 april 2013, nummer 22/005686-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep – dat blijkens de akte van cassatie niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak – is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover daarbij voorwerpen aan het verkeer onttrokken zijn verklaard en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat de onttrekking aan het verkeer is bevolen zonder dat is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (merk Piaggio) en/of een motorblok heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets en/of dat motorblok wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;"
2.2.2.
De verdachte is hiervan vrijgesproken. Deze vrijspraak is als volgt gemotiveerd:
"De verdachte heeft weliswaar tegenover de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard het in eerste instantie vreemd te hebben gevonden dat het motorbloknummer vaag te zien was, doch dat hem desgevraagd door de verkoper werd medegedeeld dat het motorblok afkomstig was van de Dienst Domeinen. Toen hem daarbij een formulier werd getoond waarop stond vermeld de Dienst Domeinen, vertrouwde de verdachte erop dat het motorblok niet van diefstal afkomstig was. Nu op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die de verklaring van de verdachte onaannemelijk maken, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel schuldheling. De verdachte behoort derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken."
2.2.3.
Voorts is de onttrekking aan het verkeer bevolen van de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp(en):
- 1 motorfiets (frame)
- 1 motorblok.
Deze beslissing is als volgt gemotiveerd:
"De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een motorfiets (frame) en een motorblok dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang."
2.3.
Art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr luidt:
"1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden uitgesproken:
(...)
3° bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan."
2.4.
De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij gebreke van een bewezenverklaring is de rechter in het kader van het beslissingsschema van art. 350 Sv dus niet toegekomen aan de vraag of sprake was van een strafbaar feit. Nu de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen maar de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dus uitsluitend wat betreft de beslissing ter zake van de onttrekking aan het verkeer van de hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 april 2015.