Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
14 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op de verwerving en het bezit van een motorfiets en motorblok, waarvan werd gesteld dat deze door misdrijf verkregen waren. De verdachte had verklaard dat hij erop vertrouwde dat het motorblok niet van diefstal afkomstig was, omdat het afkomstig zou zijn van de Dienst Domeinen. Het hof oordeelde dat er geen feiten en omstandigheden waren die de verklaring van de verdachte onaannemelijk maakten, en sprak hem vrij van opzet- of schuldheling.
Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen niet kon worden bevolen, omdat er geen vaststelling was gedaan dat een strafbaar feit was begaan. Volgens artikel 36b, eerste lid aanhef onder 3° van het Wetboek van Strafrecht kan onttrekking aan het verkeer alleen worden uitgesproken bij een rechterlijke uitspraak waarbij, ondanks vrijspraak, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan. Aangezien de verdachte was vrijgesproken en er geen bewijs was voor een strafbaar feit, was niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor onttrekking aan het verkeer.
De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking had op de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.