ECLI:NL:HR:2015:1200

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14/04455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreukactie en beoordeling van beschermingsomvang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stokke c.s. en Hauck. De zaak betreft een auteursrechtelijke inbreukactie waarbij Stokke c.s. in cassatie is gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en het arrest van het hof, dat aan de uitspraak is gehecht. Stokke c.s. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat hen in het ongelijk heeft gesteld. Hauck heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en veroordeling van Stokke c.s. in de proceskosten. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt eveneens tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad oordeelt dat de beoordeling van de auteursrechtelijke beschermingsomvang en de vraag of er inbreuk is gemaakt, in hoge mate feitelijk van aard is. Klachten die een nieuwe feitelijke beoordeling in cassatie vragen, zijn niet toelaatbaar. De Hoge Raad concludeert dat de door Stokke c.s. aangevoerde klachten niet kunnen leiden tot cassatie, omdat deze niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd zijn. De Hoge Raad wijst Stokke c.s. bovendien in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 13.000,--, conform de Indicatietarieven in IE-zaken.

De uitspraak benadrukt de grenzen van de cassatierechtspraak en de noodzaak voor een voldoende gemotiveerde uitspraak door de feitenrechter, zodat deze controleerbaar en aanvaardbaar is voor partijen en derden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

1 mei 2015
Eerste Kamer
14/04455
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. De vennootschap naar Noors Recht STOKKE A.S.,
gevestigd te Skodje, Noorwegen,
2. STOKKE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Tilburg,
3. [verzoeker 3],
wonende te [woonplaats], Noorwegen,
4. [verzoekster 4],
gevestigd te [vestigingsplaats], Noorwegen,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaten: mr. T. Cohen Jehoram en mr. V. Rörsch,
t e g e n
de vennootschap naar Duits recht FIRMA HAUCK GmbH & CO. KG,
gevestigd te Sonnefeld, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Stokke c.s. en Hauck.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 312914/HA ZA 08-1897 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 oktober 2008, 31 maart 2010 en 22 december 2010;
b. het arrest in de zaak 200.086.526/02 van het gerechtshof Den Haag van 29 april 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben Stokke c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en de akte rectificatie dagvaarding zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Hauck heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep met veroordeling van Stokke c.s. in de kosten op de voet van art. 1019h Rv.
De zaak is voor Stokke c.s. mondeling toegelicht door hun advocaten en voor Hauck door mr. S.A. Klos.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Stokke c.s. heeft bij brief van 3 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
De beoordeling van de auteursrechtelijke beschermingsomvang van een bepaald werk en van de vraag of daarop door een ander werk inbreuk wordt gemaakt, is in hoge mate feitelijk van aard en derhalve slechts in (zeer) beperkte mate vatbaar voor toetsing in cassatie. Klachten die in wezen een nieuwe feitelijke beoordeling in cassatie vragen, miskennen de grenzen van de cassatierechtspraak. Overigens dient de wijze waarop de toetsing door de feitenrechter is uitgevoerd in overeenstemming te zijn met de toepasselijke rechtsregels en moet de uitspraak tenminste zodanig zijn gemotiveerd dat deze voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden — in geval van openstaan van hogere voorzieningen: de hogere rechter daaronder begrepen — controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Daartoe is evenwel niet steeds vereist dat alle door een partij aangedragen stellingen door de rechter uitdrukkelijk in de motivering worden betrokken (zie onder meer HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533, NJ 2013/503).
3.2
De door het middel aangevoerde klachten hebben alle betrekking op oordelen van feitelijke aard. Die oordelen zijn niet onbegrijpelijk, noch onvoldoende gemotiveerd. Voor het overige vragen de klachten in wezen een hernieuwde feitelijke beoordeling van de stellingen van Stokke c.s., welke beoordeling de taak van de cassatierechter dus te buiten gaat. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

4.Proceskosten

Stokke c.s. dienen te worden verwezen in de proceskosten. Daarop zijn van toepassing de Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad. De onderhavige zaak dient in de zin van die regeling te worden aangemerkt als een eenvoudige zaak. Nu daarin mondeling is gepleit, is bovendien sprake geweest van re- en dupliek, zodat het indicatietarief voor de kosten van Hauck, als verweerder, € 13.000,-- bedraagt.
Hauck maakt aanspraak op een bedrag van € 28.889,30. Blijkens de specificatie zijn in dat bedrag het griffierecht en andere verschotten begrepen. Stokke c.s. heeft de opgevoerde kosten bestreden.
Nu Hauck niet heeft toegelicht waarom het gevorderde bedrag, dat het indicatietarief ruim overtreft, redelijk en evenredig is, zal het genoemde indicatietarief worden toegepast.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Stokke c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hauck begroot op € 13.000,--.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
1 mei 2015.