Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 22 januari 2010, nr. 09/03901.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 22 januari 2010, met nummer 09/03901. De belanghebbende had een verzoek ingediend tot herziening, maar de Hoge Raad oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was. De Hoge Raad stelde vast dat het verzoek geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor was er geen grond voor herziening van het eerdere arrest, en kon het verzoek niet tot cassatie leiden.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing werd genomen na overleg met de Procureur-Generaal. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.