ECLI:NL:HR:2015:1197

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14/01291
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen wegens onrechtmatige publicatie door technische fout

In deze zaak gaat het om een executiegeschil waarbij de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak doet. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder op 28 januari 2014 gewezen en betrof een geschil over dwangsommen die verbeurd zouden zijn omdat een onrechtmatige publicatie tijdelijk weer toegankelijk was door een technische fout. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 6 december 2012 en een arrest van het gerechtshof van 23 april 2013.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

1 mei 2015
Eerste Kamer
nr. 14/01291
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
HEARST MAGAZINES NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Quote.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 530886/KG ZA 12-1618 van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 6 december 2012;
b. het arrest in de zaak 200.120.022/01 KG van het gerechtshof Amsterdam van 23 april 2013 en 28 januari 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 28 januari 2014 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Quote heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 20 maart 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Quote begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
1 mei 2015.