ECLI:NL:HR:2015:1191

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14/00572
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misleidende informatie over rentepercentage in reclamefolder van een bank en consumentenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Stichting Misrekening en ING Bank N.V. De zaak betreft de vraag of de informatie over het rentepercentage in een reclamefolder van de bank als misleidend kan worden aangemerkt voor de gemiddelde consument, in het licht van de artikelen 6:193a tot en met 193j van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijn 2005/29/EG inzake oneerlijke handelspraktijken. De Stichting had eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, haar gelijk geprobeerd te halen, maar was in het ongelijk gesteld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, dat aan de uitspraak is gehecht.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de Stichting in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep van ING niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Stichting veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van ING zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan de informatievoorziening van banken worden gesteld en de bescherming van consumenten tegen misleidende reclame.

Uitspraak

1 mei 2015
Eerste Kamer
nr. 14/00572
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING MISREKENING,
gevestigd te Leiden,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
ING Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en ING.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 459105/HA ZA 10-1581 van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2010 en 18 mei 2011;
b. het arrest in de zaak 200.094.759/01 van het gerechtshof Amsterdam van 1 oktober 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. ING heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ING mede door mr. B.M.H. Fleuren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
1 mei 2015.