ECLI:NL:HR:2015:1185

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
15/00475
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. De Rechtbank had op 4 november 2014 uitspraak gedaan in een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 11 juli 2014. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. Uit de stukken bleek dat een afschrift van de uitspraak van de Rechtbank op 5 november 2014 aan partijen was verzonden. Het beroepschrift in cassatie is echter pas op 3 februari 2015 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn eindigde op 17 december 2014. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd, maar belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit het geval was. Ook bleek uit informatie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat er geen beroepschrift voor de Hoge Raad was ingekomen, gedateerd 10 december 2014. Gezien deze feiten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

1 mei 2015
Nr. 15/00475
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Oost-Brabantvan 4 november 2014, nr. SHE 14/383 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 11 juli 2014.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 5 november 2014.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 3 februari 2015 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 17 december 2014.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 4 maart 2015 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, dan wel mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Met hetgeen belanghebbende in zijn brief van 18 maart 2015 aanvoert is niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Nu uit ambtshalve van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkregen informatie is gebleken dat aldaar niet een voor de Hoge Raad bestemd beroepschrift gedateerd 10 december 2014 is ingekomen, vormt het aangevoerde evenmin grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.