Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
23 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiser [B] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin hij in de hoofdzaak in het gelijk was gesteld. De Hoge Raad behandelt de vrijwaringsprocedure die voortvloeit uit deze hoofdzaak. De procedure in feitelijke instanties omvat eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad oordeelt dat [B] geen belang meer heeft bij de klachten van onderdeel I, aangezien het cassatieberoep van [A] tegen de uitspraak van het hof in de hoofdzaak is verworpen. De klachten in de onderdelen II en III leiden niet tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [B] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [E] c.s. zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.