ECLI:NL:HR:2015:115

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
14/00365
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep en vrijwaring in civiele procedure met betrekking tot eerdere uitspraken

In deze zaak heeft eiser [B] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin hij in de hoofdzaak in het gelijk was gesteld. De Hoge Raad behandelt de vrijwaringsprocedure die voortvloeit uit deze hoofdzaak. De procedure in feitelijke instanties omvat eerdere vonnissen van de rechtbank Haarlem en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad oordeelt dat [B] geen belang meer heeft bij de klachten van onderdeel I, aangezien het cassatieberoep van [A] tegen de uitspraak van het hof in de hoofdzaak is verworpen. De klachten in de onderdelen II en III leiden niet tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [B] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [E] c.s. zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

23 januari 2015
Eerste Kamer
nr. 14/00365
LH/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[B],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [E],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [G],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [D],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [B] en [E] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 161976/HA ZA 09-1393 van de rechtbank Haarlem van 30 december 2009, 21 april 2010 en 7 december 2011;
b. het arrest in de zaak 200.103.853/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [B] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[E] c.s. hebben geconcludeerd tot referte ten aanzien van de subsidiaire klacht in middel I en tot verwerping voor het overige.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep als de Hoge Raad onderdeel 1 in de hoofdzaak, waarin eveneens heden wordt geconcludeerd, ongegrond zou achten en tot vernietiging wanneer de Hoge Raad dat onderdeel wél gegrond zou achten.
De advocaat van [B] heeft bij brief van 31 oktober 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De onderhavige procedure is een geding tot vrijwaring in de hoofdzaak tussen [A] enerzijds en [B] anderzijds. In de hoofdzaak is [B] in hoger beroep bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013 (zaaknummer 200.074.075/02) in het gelijk gesteld. Op die grond heeft het hof in deze vrijwaringsprocedure het rechtbankvonnis bekrachtigd, waarmee de vordering van [B] is afgewezen.
Bij arrest van heden (in de zaak 14/00181) heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van [A] tegen de uitspraak van het hof in de hoofdzaak verworpen. Dat brengt mee dat [B] geen belang meer heeft bij de klachten van onderdeel I.
De in de onderdelen II en III aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [B] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [E] c.s. begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 januari 2015.