ECLI:NL:HR:2015:1142

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
14/00366
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over buitengerechtelijke ontbinding van koopovereenkomst en verzuim in de zin van art. 6:83 BW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Dinkelland en een verweerster. De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2013, waarin het hof de Gemeente in het ongelijk had gesteld. De verweerster had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De zaak betreft de buitengerechtelijke ontbinding van een koopovereenkomst van een perceel grond, waarbij de Gemeente zich beriep op tekortkomingen van de verweerster. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de Gemeente niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor faalde het principale beroep en kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad veroordeelde de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster werden begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

24 april 2015
Eerste Kamer
14/00366
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
GEMEENTE DINKELLAND,
zetelende te Denekamp,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. de Jong van Lier,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Gemeente en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 105030 HA ZA 09-949 van de rechtbank Almelo van 20 januari 2010, 26 januari 2011 en 11 januari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.105.299 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2013 verbeterd bij arrest van 14 januari 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 1 oktober 2013 heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de Gemeente heeft bij brief van 5 maart 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 april 2015.